Samenvatting
Horion zit al 45 jaar in een Belgische gevangenis voor een vijfvoudige moord. Naar het oordeel van de gedragsdeskundigen én de tenuitvoerleggingsrechtbank (Tribunal d’application des peines/ TAP) komt hij in aanmerking voor re-integratie. Die re-integratie moet naar hun oordeel plaatsvinden onder begeleiding en in een psychiatrische kliniek. De psychiatrische inrichtingen die daarvoor geschikt zijn, willen hem echter niet plaatsen omdat een dergelijke opname niet door de overheid wordt gefinancierd. Deze patstelling duurt nu al 5 jaar. Het EHRM concludeert uit deze feiten dat Horion weliswaar een juridisch perspectief op vrijlating heeft maar geen feitelijk perspectief. Dit levert een schending op van artikel 3 EVRM.
Conclusie: aan een procedure tot verkorting van de levenslange straf mogen geen praktische voorwaarden worden verbonden die buiten de invloedssfeer van betrokkene liggen (vgl. Viola/ Italië, besproken op deze website onder de titel ‘EHRM acht de Italiaanse ‘collaboratievoorwaarde voor maffiabazen’ strijdig met art. 3 EVRM’).
W.F. van Hattum, 29 juli 2024.
Vindplaats:
EHRM 9 mei 2023, appl. no. 37928/20, ECLI:CE:ECHR:2023:0509JUD003792820 (Horion/België) NB: Het arrest is alleen in het Frans gepubliceerd, wel zijn er samenvattingen in het Nederlands in NJB 2023/1703 en EHRC Updates 2023/136 opgenomen. Zie ook het artikel van Michelle Meys in Tijd voor Mensenrechten, het online platform van het Belgische Tijdschrift voor Mensenrechten.
De zaak (door Caspar van Lookeren Campagne)
Op 9 mei 2023 kwam het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) met een oordeel op een door de 76-jarige Freddy Horion ingediende klacht tegen de Belgische staat. Horion bevindt zich sinds 1979 in detentie en is daarmee één van de langstzittende gevangenen van onze zuiderburen. De toentertijd 23-jarige Horion (alias de zonnebril) werd in juni 1981 veroordeeld tot de doodstraf voor een – tijdens een roofoverval gepleegde – vijfvoudige moord. De doodstraf – een straf waarvan de laatste voltrekking in België tijdens vredestijd dateert uit 1863 – werd in 1996 afgeschaft en vervangen door de levenslange gevangenisstraf.[1] De aan Horion opgelegde straf werd in november 1981 dan ook omgezet in een levenslange gevangenisstraf, die hij – na inmiddels meer dan 45 jaar detentie – nog steeds uitzit. Per 30 september 1993 heeft Horion het recht om een verzoek in te dienen tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hij heeft meerdere malen van dit recht gebruik gemaakt. Tevergeefs, zo blijkt. De bij de verzoeken overgelegde re-integratieplannen zouden onvoldoende waarborgen dat Horion niet nog eens de fout in gaan. In maart 2017 wijst de strafuitvoeringsrechtbank twee psychiaters en een psycholoog aan om het recidiverisico te beoordelen. Het panel komt tot de conclusie dat verdere tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf niet meer wordt gerechtvaardigd vanuit het belang van bescherming van de samenleving. Eveneens oordelen zij dat een langer verblijf in detentie de resocialisatie en re-integratie van Horion in de weg staat. Tegelijkertijd echter schuilt in een onvoorbereide voorwaardelijke invrijheidstelling, zoals Horion voorstelt, een te groot recidivegevaar. De gedragsdeskundigen adviseren een verblijf in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) om zo het gevaar dat van Horion uitgaat te verminderen en hem een geschikte leefomgeving te bieden die kan fungeren als tussenstop tussen de gevangenis en een vrij leven. De strafuitvoeringsrechtbank sluit zich daarbij aan.
Dat geadviseerde verblijf in een FPC behelst het probleem van deze zaak en is de aanleiding tot de ingediende klacht bij het hoogste Europese rechtscollege op het gebied van mensenrechten. De crux zit hem erin dat het verblijf in een FPC in België alleen wordt gefinancierd voor personen die daar gedwongen worden opgenomen vanwege hun psychische gesteldheid, niet voor gedetineerden. Daarbij wil de Staat Horions verblijf niet financieren. Als gevolg daarvan worden al zijn aanvragen om te worden opgenomen afgewezen. Horion klaagt bij het EHRM dat België hem – ondanks het oordeel van de gedragsdeskundigen en de rechter dat een langer verblijf in de gevangenis ongewenst is – geen reële mogelijkheid biedt om te rehabiliteren. Horion bevindt zich in een impasse en dient op 25 augustus 2020 een klacht in bij het EHRM. Op het moment dat het Hof op 9 mei 2023 haar oordeel velt, duurt die situatie al meer dan vijf jaar voort.
Naar de letter van de wet is een levenslange gevangenisstraf in België in te korten en bestaat de mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. De straf levert de jure dan ook geen problemen op. Het is echter de vraag of de levenslange gevangenisstraf van Horion de facto wel in te korten is. Heeft hij een reëel perspectief op (voorwaardelijke) invrijheidsstelling? Het EHRM oordeelt unaniem dat dit niet het geval is. Horion bevindt zich door toedoen van de Belgische regering meer dan vijf jaar in een impasse. De nationale overheid heeft hem in al die jaren geen mogelijkheid geboden deze patstelling te doorbreken. Het feit dat Horion een verzoek tot (voorwaardelijke) invrijheidsstelling kan indienen, maakt de situatie waar hij zich in bevindt nog niet in lijn met artikel 3 EVRM. Horion moet zoals elke andere levenslanggestrafte een reëel perspectief op vrijlating hebben. Dat heeft hij volgens het Hof niet. De enige mogelijkheid om uit detentie te geraken is een verblijf in een FPC, een plek waar Horion als veroordeelde niet naartoe kan. Het voorgaande levert een schending van artikel 3 EVRM op.
In een door Horion ingestelde civiele procedure tegen de Belgische Staat oordeelde het Hof van Beroep in Antwerpen dat Horion voor eind juni 2024 naar een forensisch psychiatrisch centrum moet worden gebracht, op straffe van een dwangsom van 1000 euro per dag waarop Horion nadien in een cel verblijft. De Belgische staat heeft tegen dit oordeel beroep in cassatie ingediend, hetgeen tot gevolg heeft dat de patstelling nog altijd voortduurt.
Bovenstaande zaak maakt duidelijk dat hoewel een nationale procedure de jure wellicht in lijn kan zijn met artikel 3 EVRM, het uiteindelijk aankomt op de feitelijke uitvoering. Een onwelwillende overheid kan er op die manier voor zorgen dat een wettelijke procedure een dode letter wordt.
29 juli 2024
[1] ‘België wil een wereld zonder doodstraf’, diplomatie.belgium.be (laatst bijgewerkt op 20 oktober 2022 en laatst geraadpleegd op 25 juli 2024) & Wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen, dossiernummer 1996-07-10/42.