Als een vreemdeling wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf hangt hem of haar een verbod boven het hoofd om langer in Nederland te verblijven. Daaraan wordt dan een zogenaamd terugkeerbesluit gekoppeld. De paradox is geschapen: de vreemdeling moet levenslang in Nederland verblijven en tegelijk mag hij/zij hier niet zijn.
Om deze juridische paradox op te lossen heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5258, vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU.
De vragen betreffen de mogelijkheid van het uitvaardigen van een terugkeerbesluit tegen een vreemdeling zonder verblijfsvergunning die door tenuitvoerlegging van (levens)lange straf niet uit Nederland en de EU kan vertrekken of uit EU kan worden verwijderd.
De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelt – voorlopig – dat de Terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG) er niet aan in de weg staat om een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen vreemdelingen die door de tenuitvoerlegging van hun langdurige of levenslange gevangenisstraf gedurende een lange periode niet kunnen worden verwijderd.
De Afdeling is verder voorlopig van oordeel dat de minister bij het uitvaardigen van een terugkeerbesluit geen ruimte heeft om in een individueel geval het evenredigheidsbeginsel1 toe te passen en dat de minister niet verplicht is om een verblijfsrecht toe te kennen aan vreemdelingen als de minister tegen hen geen terugkeerbesluit mag uitvaardigen.
De Afdeling stelt drie prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.
De eerste vraag is of de Terugkeerrichtlijn eraan in de weg staat om een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een vreemdeling die door de tenuitvoerlegging van een langdurige of levenslange gevangenisstraf voor lange tijd niet aan zijn terugkeerverplichting kan voldoen en daardoor niet van het grondgebied van de EU kan worden verwijderd.
De tweede, maar alleen als het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt, of de lidstaat dan gedurende die detentie verplicht is de vreemdeling een verblijfsvergunning of andere vorm van toestemming tot verblijf te geven.
De derde, of er in het kader van de Terugkeerrichtlijn ruimte is voor een evenredigheidsbeoordeling in het individuele geval, buiten de in de leden 2 tot en met 5 vermelde uitzonderingen en beginselen en belangen als genoemd in art. 5 van die Richtlijn.2
6 januari 2025, J.J. Serrarens
- Het evenredigheidsbeginsel (of proportionaliteitsbeginsel) is neergelegd in art. 5 lid 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Dat artikel bepaalt dat de vorm en inhoud van het optreden van de Europese Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. Het is de vraag of er ruimte is voor een evenredigheidstoets in individuele gevallen als een Unierechtelijke bepaling dwingend geformuleerd is. I.c was namens één vreemdeling aangevoerd dat het terugkeerbesluit geen noodzakelijke en geschikte maatregel is om zijn vertrek te bewerkstelligen en de Nederlandse samenleving tegen hem te beschermen omdat nagenoeg is uitgesloten is dat hij ooit vrijkomt. De rechtbank overwoog daarover dat invrijheidstelling niet valt uit te sluiten gezien de inhoud van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften.
↩︎ - Lid 2: Een illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdaan die in een andere lidstaat verblijfsrecht heeft, wordt opgedragen zich naar het grondgebied van die andere lidstaat te begeven.
Lid 3: Lidstaten kunnen afzien van het nemen van een terugkeerbesluit tegen een vreemdeling die door een andere lidstaat wordt teruggenomen op basis van een bilaterale overeenkomst of regeling.
Lid 4: Lidstaten kunnen te allen tijde in schrijnende gevallen om humanitaire of andere redenen beslissen een onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft, een verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf te geven, in welke geval geen terugkeerbesluit wordt uigevaardigd.
Lid 5: Als er een procedure loopt voor verlenging van de duur van een verblijfsvergunning kan de lidstaat hangende die procedure afzien van het uitvaardigen van een terugkeerbesluit. ↩︎