Naar aanleiding van zeven klachten tegen Nederland dat een in Nederland opgelegde levenslange gevangenisstraf feitelijk en juridisch geen perspectief op invrijheidstelling biedt, heeft het EHRM op 17 maart 2022 vragen gesteld aan de Nederlandse regering en aan de klagers. De zaken zijn te vinden in de database van HUDOC.
De eerste vraag, aan beide partijen, luidt of de levenslange gevangenisstraf in overeenstemming is met artikel 3 EVRM, in het bijzonder, of de criteria en de voorwaarden zoals neergelegd in de huidige regelgeving voldoende duidelijk en zeker zijn (‘have a sufficient degree of clarity and certainty’), in die zin, dat de klager vanaf het moment van oplegging van de straf weet wat hij moet doen om voor vrijlating in aanmerking te kunnen komen en onder welke voorwaarden een herbeoordeling van zijn straf zal plaatsvinden.
Daarnaast vraagt het EHRM de Nederlandse regering: 1) aan te geven hoe de praktijk van de tenuitvoerlegging zich sinds de inwerkingtreding van het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften (het BACL) heeft ontwikkeld en 2) een overzicht te geven van de recente rechtspraak (domestic case law) over deze praktijk.
NB De ‘domestic case law’, letterlijk ‘nationale jurisprudentie’, omvat sinds de oprichting van het ACL voornamelijk de beslissingen van de beroepscommissie van de RSJ. Daarnaast zal het EHRM, naar ik aanneem, doelen op de door de minister genomen beslissingen, mogelijk ook het advies van OM en rechter in de gratieprocedure(s).
Voor de beantwoording van de vragen zouden de klagers aansluiting kunnen zoeken bij de ‘Evaluatie Besluit Adviescollege levenslanggestraften’ van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In dit rapport concluderen de onderzoekers dat een daadwerkelijke herbeoordeling ‘te weinig (is) gegarandeerd’ en daarom dus ‘beter moet’ (zie hier het bericht op onze website).
Daarnaast biedt mijn artikel ‘Het woud der niet-ingeloste verwachtingen’ mogelijk aanknopingspunten. Het artikel komt waarschijnlijk in mei 2022 uit in de dan te verschijnen bundel Menselijk Strafrecht (red. S. van den Akker, A. de Haas, F. de Jong en Th. de Roos).
Van dit artikel is in april vorig jaar met instemming van de redactie een voorpublicatie op deze website geplaatst; in februari 2022 heb ik het mogen aanvullen met de ontwikkelingen in het afgelopen jaar (zie hier de auteursversie, die ik wederom met instemming van de redactie mag openbaren). In dit artikel beschrijf ik de toepassing van het BACL aan de hand van de adviezen van het Adviescollege Levenslanggestraften, de beslissingen van de minister en de uitspraken van de beroepscommissie RSJ.
W.F. van Hattum, 5 april 2022