Gevangenisstraf en zingeving
Detentie betekent voor wie dat ondergaan moet beperking in alle aspecten van het leven. Beperking van de fysieke bewegingsruimte, beperking van de dagelijkse keuzemogelijkheden en beperking in de sociale contacten zijn daarbij de meest opvallende. Wanneer een mens ruimtelijk beperkt wordt keert hij of zij zich naar binnen, om daar ruimte te zoeken. De overgrote meerderheid van gedetineerden wordt dan ook in de eerste fase van detentie actief op het gebied van levensbeschouwing en zingeving. Ook als men hier eerder niet of nauwelijks mee bezig was. Bijna allen maken gretig gebruik van hun recht op het uitoefenen van hun godsdienstige of levensbeschouwelijke voorkeur. De inrichting faciliteert dit recht door de aanwezigheid van geestelijk verzorgers, die persoonlijke contacten aanbieden, gespreksbijeenkomsten organiseren en voorgaan in religieuze of levensbeschouwelijke vieringen. Ook bij langere dan wel levenslange detentie blijft de behoefte aan het zoeken naar ruimte en levensadem juist aan de binnenzijde van het bestaan voortdurend aanwezig.
Onvoorstelbare opgave
De levenslanggestrafte staat voor een extreme en menselijkerwijs nauwelijks voorstelbare opgave op het gebied van zingeving. Hij (omdat er op dit moment geen vrouwelijke levenslang gestraften zijn, beperken wij ons tot ‘hij’) zal nooit meer vrij komen. Niets van wat hij zichzelf aan zingeving eigen maakt zal hij ooit in vrijheid kunnen toepassen. Terwijl juist toepasbaarheid het grootste deel van het aanbod van spiritualiteit en levensbeschouwing in de huidige cultuur kenmerkt. Mensen bezinnen zich, mediteren, volgen cursussen, lezen en nemen deel aan levensbeschouwelijke bijeenkomsten omdat zij daarvan een verbetering van de kwaliteit van hun leven verwachten. Wat een mens op het gebied van zingeving onderneemt is ‘altijd ergens goed voor’. Deze doelgerichtheid is bovendien altijd gericht op een dagelijks leven in vrijheid.
De levenslanggestrafte zal hier nooit meer deel aan hebben. Zoals iemand die dreigde levenslang gestraft te worden het ooit stelde: “Al kreeg ik maar één maand vrijheid aan het eind van mijn leven, dan zou dat de hele straf anders maken”. De gangbare levensbeschouwelijke en religieuze manieren van zingeving en betekenisverlening zijn op een dergelijke situatie niet bepaald toegesneden. De levenslanggestrafte zal betekenis en zin moeten geven aan een leven, dat zich voor atijd binnen de gevangenismuren blijft afspelen en dat daarom, zeker in de ogen van het huidige culturele klimaat, per definitie zinloos en zonder betekenis blijft.
Het lijkt dus op het eerste gezicht, alsof er geen enkele vorm van ‘zin’ te vinden zal zijn in het leven van wie levenslang binnen de muren verblijven moet.
Argumenten tegen levenslange gevangenisstraf vanuit levensbeschouwelijk oogpunt
Het bovenstaande is vanuit levensbeschouwelijk oogpunt gezien het eerste argument tegen het opleggen van een levenslange gevangenisstraf. Een mens wordt daarmee veroordeeld tot een straf zonder enig perspectief. Dat komt neer op een veroordeling tot zinloosheid. Omdat daarmee ook aan een mens de hoop ontnomen wordt, is er levensbeschouwelijk en religieus gezien sprake van het afnemen van de geestelijk misschien wel belangrijkste kern van het menselijk bestaan.
Het tweede argument vanuit levensbeschouwelijk of religieus oogpunt is, dat de beleving van menswaardigheid sterk afhankelijk is van het hebben van een stem, dat wil zeggen van het gehoord en gezien worden. Iemand die de levenslange gevangenisstraf krijgt opgelegd, is daarmee (na het te verwachten hoger beroep en idem cassatie) in één uiteindelijk en definitief vonnis veroordeeld tot mondeloosheid. Het maakt niets meer uit wat hij doet of zegt, in hoeverre hij mogelijk volkomen verandert van levensinstelling of levenshouding: hij blijft eens en voor al onder dit laatste vonnis leven. Het doet er dus niet meer toe wie hij is en hoe hij zich gedraagt. In theorie is een levenslang gestrafte een levensgevaarlijk mens geworden: hij kan iedere misdaad plegen die hij wil, meer straf is er voor hem niet.
Geestelijke verzorging aan levenslang gestraften
De geestelijke verzorging aan levenslang gestraften eist veel van de betrokken pastor, predikant, imam, pandit, humanistisch raadsman/-vrouw of boeddhist. Alle andere geestelijke verzorging is immers in hoge mate gericht op en getoonzet door het perspectief van een, op kortere of langere termijn weer op te pakken leven in vrijheid. Ook de dagelijkse ondersteuning van een gedetineerde bij hoe hij zijn straftijd zo goed mogelijk doorstaat en het leven in de inrichting zo onbeschadigd mogelijk doorkomt, krijgt betekenis door dit altijd aanwezige perspectief.
Voor de levenslang gestrafte rest alleen het leven binnen de muren. Er zal nooit anders dan detentie zijn. Binnen deze beperking moet de gevangene proberen een vorm van zin te vinden en betekenis aan het eigen leven te geven. De enige weg die hiertoe open ligt is die van de oude monniken- traditie: de weg van een mens wordt de weg naar binnen. Verdieping van het grotendeels eenzame bestaan kan een leven verrijken en een als zinvol te beleven leven vormgeven. De betrokkene kan vanuit zijn innerlijk rijk geworden leven ook voor anderen van betekenis worden. Hij kan zo ook iets herstellends doen ten opzichte van wat hij eerder aan mensen misdeed.
Het moge duidelijk zijn, dat een vorm van zinvolle tijdsbesteding, zoals arbeid die zichtbaar aan mensen gerelateerd is of het bespelen van een muziekinstrument dan wel het volgen van een studie enorm helpt bij de ontwikkeling van een innerlijk leven.