In zijn advies, ‘Levenslang herzien’, van 13 april 2022 adviseert de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming de minister om voor de eventuele verkorting van de levenslange gevangenisstraf af te stappen van de gratieprocedure en in de plaats daarvan de beslissing bij de rechter neer te leggen. Als de minister dit advies overneemt moet de wet worden gewijzigd. Dan moet nader worden onderzocht welke rechter, op welk moment, met de beslissing zou moeten worden belast. De RSJ geeft aan bereid te zijn tegen die tijd opnieuw te adviseren. Zie hieronder voor een samenvatting en het commentaar van het Forum Levenslang.
Samenvatting en commentaar
Het advies van de RSJ
Op 9 mei 2022 maakte de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) zijn advies inzake de herbeoordelingsprocedure levenslange gevangenisstraf openbaar. Het advies, genaamd ‘Levenslang herzien’, dateert van 13 april 2022.
Aanleiding voor dit advies vormde de aankondiging van de minister op 3 juni 2021 dat hij overwoog het verkortingsmechanisme voor de levenslange gevangenisstraf anders in te richten. Bij de gratieverzoeken van Y. was hij ertegenaan gelopen ‘dat de Gratiewet aan de ene kant discretionaire ruimte geeft, maar dat daar in het samenspel tussen mij en de rechter uiteindelijk niet zo veel meer van over is’. Hij legde de Kamer de vraag voor wie nu eigenlijk nog de beslissing neemt, de minister, of de rechter? En voegde daar aan toe: ‘Is het misschien sowieso niet beter om dat (het nemen van die beslissing) bij een rechter neer te leggen? Dat is ook degene die aanvankelijk de straf heeft opgelegd.’ (zie over dit debat het bericht van 11 juni 2021 op de website van het Forum Levenslang).
De RSJ adviseert nu de minister om de beslissing neer te leggen bij de rechter, d.w.z. dat de rechter ‘op een nader te bepalen moment toetst of voortzetting van de onvoorwaardelijke tenuitvoerlegging nog een strafrechtelijk doel dient’. Naar het oordeel van de RSJ biedt een herbeoordelingsmechanisme op basis van een rechterlijke toets ‘betere waarborgen’ voor het vereiste perspectief op vrijlating van levenslanggestraften dan het huidige gratiesysteem.
De onderbouwing
De onderbouwing van de keuze voor een rechterlijke herbeoordeling vormt de kern van het advies. De RSJ liet zich daarbij leiden door de kritiek op twee zwakke punten in het huidige systeem: de politieke gevoeligheid van de gratieprocedure – waarin het de minister is die beslist – en de zwakke rechtswaarborgen voor levenslanggestraften. Gegeven de hoge eisen waaraan een herbeoordelingsmechanisme bij de levenslange gevangenisstraf moet voldoen, acht de RSJ een rechterlijke procedure geschikter, ook vanwege de vereiste onafhankelijkheid en onpartijdigheid. De RSJ wijst er daarbij op dat ook de Hoge Raad een voorkeur heeft voor een rechterlijke toets en dat een rechterlijke toets aansluit bij andere beslissingen die in handen van de rechter zijn gelegd, zoals de verlenging en (voorwaardelijke) beëindiging van de tbs. Tevens wordt dan één lijn getrokken met de wetgeving in de andere drie Koninkrijkslanden.
De uitwerking
Voor een advies over de uitwerking van dit rechterlijk toetsingsmechanisme acht de Raad het verstandig eerst de beslissing van de minister af te wachten. Wel geeft de RSJ al enkele overwegingen mee voor het moment waarop de toets zou moeten plaatsvinden. Vanwege de onmogelijkheid voor de rechter om alle ontwikkelingen tijdens de lange detentie te voorzien, sluit de RSJ aan bij de overwegingen van het EHRM en adviseert de RSJ ‘een eerste toetsmoment na 25 jaar’ te rekenen vanaf de start van de detentie. Nu de RSJ zegt aan te sluiten bij de overwegingen van het EHRM nemen wij aan dat de Raad in elk geval tevens heeft bedoeld: ‘uiterlijk binnen 25 jaar na oplegging van de straf’ (vgl. Vinter e.a. /VK, par 120: “ (…) the Court would also observe that the comparative and international law materials before it show clear support for the institution of a dedicated mechanism guaranteeing a review no later than twenty-five years after the imposition of a life sentence, with further periodic reviews thereafter (…)”. Voor wat betreft de tevens vereiste periodieke herbeoordeling acht de Raad vooralsnog een termijn van vijf jaar geschikt, ‘of zoveel eerder als de rechter passend acht’.
De Raad adviseert om bij de keuze voor een rechterlijke beoordeling de beslissing in handen te leggen van de Penitentiaire Kamer, vanwege de in die Kamer opgebouwde expertise en ervaring, met name die met betrekking tot de risico-inschatting en de afweging van slachtofferbelangen.
Om het publiek en met name nabestaanden en slachtoffers mee te nemen en voor te bereiden op een verkortbare levenslange gevangenisstraf acht de RSJ het van belang dat de rechter al op het moment van de strafoplegging duidelijk maakt wat de tenuitvoerlegging precies inhoudt.
De spanning met de VI-regeling
Het advies om de beslissing bij de rechter neer te leggen en daarvoor de Penitentiaire Kamer aan te wijzen, sluit geheel aan bij de al in 2011 door het Forum Levenslang gedane voorstellen. Anders is dat de RSJ een termijn van 25 jaar detentie aanbeveelt waar het Forum een termijn van 20 jaar aangewezen acht (en de RSJ zelf eerder 15 jaar aanbeval). Nu is sinds het uitbrengen van die adviezen wel het nodige veranderd. De VI-termijn is per 1 juli 2021 verkort tot maximaal twee jaar waardoor bij een maximale tijdelijke gevangenisstraf (van dertig jaar) de veroordeelde pas na 28 jaar voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking kan komen. Levenslanggestraften eerder in vrijheid stellen, is daarmee slecht te rijmen. Om vanwege deze spanning tussen de beide regelingen de herziening van de levenslange gevangenisstraf nu geheel op de VI-regeling af te stemmen, acht de RSJ echter een stap te snel. De Raad stelt voor eerst de evaluatie van de nieuwe VI-wetgeving (de Wet straffen en beschermen) af te wachten.
Geen haast?
De RSJ schrijft dat ditmaal – anders dan eerder in de geschiedenis van de levenslange gevangenisstraf – geen grote politieke druk bestaat om snel tot een regeling te komen. Dit betekent volgens de RSJ ‘dat er ruimte is voor grondige doordenking van de vraag hoe het toetsingsmechanisme het beste kan worden ingericht, wat de mogelijkheid biedt om ook de ingrijpender wijziging naar een systeem van rechterlijke toetsing te overwegen.’ Zo stelt de RSJ, als gezegd, voor de evaluatie Wet straffen en beschermen af te wachten.
Grondige doordenking is een vanzelfsprekend vereiste, maar hierbij past wel een kanttekening. Momenteel ondergaan dertien levenslanggestraften hun straf al twintig jaar en langer, vijf van hen al 25 jaar en meer. Zij hebben niet straks, maar nu al recht op een onafhankelijk en onpartijdig oordeel over de verdere duur van hun straf. Vanuit dat gezichtspunt bestaat alle reden om dit onderwerp met gepaste spoed op de agenda van de Tweede Kamer te plaatsen.
Reactie Ciska Postma
Naar aanleiding van de berichtgeving rond het advies besteedde EenVandaag op 9 mei aandacht aan de positie van nabestaanden en slachtoffers en interviewde het programma Ciska Postma, wier man in 2012 werd vermoord. Hier is het EenVandaag fragment te zien.