Veelgestelde Vragen (FAQ)
OVER HET FORUM LEVENSLANG
- Wat is het Forum Levenslang?
- Wat wil het Forum Levenslang?
- Waarom is het Forum opgericht?
- Wie heeft het Forum opgericht?
- Hoe wil het Forum zijn doel bereiken?
- Wil het Forum de levenslange gevangenisstraf afschaffen?
- Waarom is de huidige manier van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet ‘humaan’ (niet ‘menselijk’)?
- Hoe staat de levenslange gevangenisstraf in relatie tot de doodstraf?
De volledige naam van het Forum is: ‘Forum humane tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf’. Het Forum is een stichting zonder winstoogmerk en bestaat uit een bestuur van drie leden, een ‘kerngroep’ van negen leden (dat functioneert als dagelijks bestuur), een Comité van Aanbeveling en verder uit meer dan 180 deelnemers. Sommige deelnemers vormen met elkaar een los/vaste werkgroep en anderen leveren individueel een bijdrage.
Het Forum wil bereiken dat de levenslange gevangenisstraf op een menselijker wijze wordt ten uitvoer gelegd. Dat betekent concreet (1) dat voor de veroordeelde een reële kans moet bestaan dat hij weer in vrijheid wordt gesteld (niet pas als hij terminaal ziek is, maar op een moment dat hij weer kan deelnemen aan de maatschappij als een volwaardig burger en geen veiligheidsrisico voor de samenleving meer oplevert) en (2) dat de straf zijn gezondheid niet onnodig nadelig mag beïnvloeden.
Het Forum is in 2008 opgericht vanuit een gevoel van onbehagen over de manier waarop door politici en bewindslieden sinds ongeveer 2004 over de levenslange gevangenisstraf wordt gesproken. Sinds ongeveer 2004 wordt namelijk gezegd dat de ‘straf gewoon voor de rest van het leven’ duurt, dus tot de dood (Minister Donner in 2004 in de Tweede Kamer). Deze bewindslieden verliezen daarmee uit het oog dat elk mens telt, dat niemand mag worden afgeschreven, dat iemand kan veranderen en dat een straf zonder uitzicht op invrijheidstelling niet menselijk is. Bovendien bestaat de opvatting, dat de straf ‘gewoon’ tot de dood moet duren, haaks op de manier waarop tot 2004 tegen de levenslange straf werd aangekeken. Tot die tijd was het de gewoonte een levenslanggestrafte de mogelijkheid te bieden zich te verbeteren en – als dat lukte – hem te helpen bij zijn terugkeer in de vrije maatschappij. Zie over de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf tot 2004 het artikel van Wiene van Hattum ‘In de daad een mens’.
Het Forum is opgericht door Wiene van Hattum (destijds universitair docent Rijksuniversiteit Groningen), Anke ten Brinke (docent communicatieve vaardigheden in het MBO, daarvoor o.a. bibliothecaris in twee penitentiaire inrichtingen) en Yvo van Kuijck (destijds senior raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en later voorzitter van de zogenaamde Penitentiaire Kamer in dat hof).
Het Forum wil zijn doel bereiken door het gedachtegoed van het Forum uit te dragen in artikelen, tijdschriften, kranten, social media, in blogs, in gesprekken met politici, rechters, officieren van justitie, advocaten én alle anderen die betrokken zijn bij de oplegging en de tenuitvoerlegging van de straf.
Nee, het Forum wil de levenslange gevangenisstraf niet afschaffen. Het Forum wil alleen dat een levenslanggestrafte niet wordt afgeschreven. Het Forum vindt dat vanaf het begin van de straf moet worden bijgehouden hoe de veroordeelde zich ontwikkelt, zowel geestelijk als lichamelijk. Na een zekere tijd – het Forum denkt aan een periode van maximaal twintig jaar – zou een rechter moeten bekijken of de tenuitvoerlegging van de straf moet worden voortgezet of dat het ook vanuit veiligheidsoverwegingen is te verantwoorden om de veroordeelde voorwaardelijk vrij te laten.
De manier van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf is op dit moment niet ‘menselijk’ omdat de straf – wat de minister betreft – in beginsel ‘gewoon’ duurt tot de dood erop volgt, zonder dat wordt onderzocht of de straf nog steeds nodig of zinvol is. De veroordeelde wordt als het ware afgeschreven en moet vervolgens tot zijn dood in de gevangenis blijven. Wát hij ook doet om te laten zien dat hij zich heeft verbeterd, heeft geen enkel effect. Er is geen belangstelling voor de persoon van de veroordeelde, alleen maar voor zijn daad, die hij niet meer goed kan maken. Illustratief is dit filmpje over een vrouw die meer dan vijfenveertig jaar gevangen zit in zo’n uitzichtloze en machteloze positie.
De doodstraf werd in Nederland sinds 1860 als ‘onbeschaafd’ beschouwd. Ook al werd die straf nog wel opgelegd, zij werd niet meer ten uitvoer gelegd. In andere Europese landen werd in die tijd de doodstraf ook afgeschaft. De langst mogelijke gevangenisstraf was in Nederland op dat moment twintig jaar. Om toch een straf te hebben die ervoor kon zorgen dat gevaarlijke mensen blijvend uit de maatschappij verwijderd konden worden, koos de wetgever in 1870 voor de invoering van de levenslange gevangenisstraf. In het ontwerp voor een Wetboek van Strafrecht is ervoor gekozen de levenslange straf te behouden, ‘met bloedend hart, want in beginsel deugt zij niet’ (Minister van Justitie Modderman, beraadslagingen Eerste Kamer, 1 maart 1881).
OVER DE OPLEGGING EN TENUITVOERLEGGING VAN DE LEVENSLANGE GEVANGENISSTRAF
De levenslanggestraften
- Hoeveel levenslanggestraften zijn er momenteel in Nederland?
- Hoe zit het met de levenslange straffen die worden opgelegd door de internationale tribunalen, zoals het Joegoslaviëtribunaal, het Rwandatribunaal en het Internationaal Strafhof?
- Worden op de vroegere Nederlandse Antillen (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) ook levenslange straffen opgelegd?
- Hoe komt het Forum aan zijn gegevens?
- Hoeveel levenslanggestraften zijn tijdens de tenuitvoerlegging van hun straf overleden?
In 2000 had Nederland 10 levenslanggestraften. In 2013 waren het er 31. Op 1 januari 2021 waren er in totaal 43 levenslanggestraften. Na 1 januari 2021 is één levenslanggestrafte overleden en is aan twee anderen gratie verleend. Eén persoon is onherroepelijk veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Daarmee is het aantal onherroepelijk veroordeelde levenslanggestraften in Nederlandse inrichtingen per 8 juli op 41 is gekomen. Onherroepelijk’ betekent dat er geen mogelijkheid meer is om de zaak aan een hogere strafrechter voor te leggen. 13 van hen zitten al langer dan 20 jaar en 5 van hen al langer dan 25 jaar.
Daarnaast zijn er 15 anderen ook veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, maar zij zijn in beroep gegaan of in cassatie. Hun straf is daarom nog niet onherroepelijk.
Aantal levenslanggestraften in Nederlandse penitentiaire inrichtingen, 1968-2022
In de laatste (blauwe) lijn zijn de 15 levenslanggestraften die nog wachten op behandeling van hun zaak in hoger beroep of cassatie opgeteld bij de 41 onherroepelijk veroordeelden.
Aantal levenslanggestraften in Nederlandse penitentiaire inrichtingen 1957-2022
Na de Tweede Wereldoorlog slonk het aantal levenslanggestraften doordat regelmatig gratie werd verleend en de levenslange gevangenisstraf weinig werd opgelegd. Tussen 1975 en 1982 was Hans van Z. de enige levenslanggestrafte. Hij zat zijn straf toen uit in de Van Mesdagkliniek.
Die straffen worden in beginsel niet in Nederland ten uitvoer gelegd (zie hierover Merel Pontier, ‘Het ICC en de levenslange gevangenisstraf’, NJB 2016/2175). Wij hebben deze vonnissen dan ook niet opgenomen in onze overzichten.
Op Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden ook levenslange gevangenisstraffen opgelegd. Van deze veroordeelden hebben we geen exacte gegevens. Wel is bekend dat deze levenslanggestraften soms (tijdelijk) hun straf in Nederland ondergaan. Anno 2021 zijn dat er ten minste twee.
De advocaten Anker en Anker hebben een lijst bijgehouden van levenslanggestraften. Deze lijst hebben zij in 2008 aan het Forum beschikbaar gesteld. Vanaf toen zijn de cijfers bijgehouden door Wiene van Hattum en haar studenten (inmiddels ex-studenten) van de Rijksuniversiteit Groningen. In de Nieuwsbrief wordt de actuele statistieken telkens opgenomen. Het ministerie hield de gegevens tot voor kort niet bij. Het aantal zoals dat door het Forum is bijgehouden, is in 2013 door het Ministerie van Veiligheid en Justitie gecontroleerd en juist bevonden. Het aantal levenslanggestraften was toen 31 (exclusief levenslanggestraften uit de voormalige Antillen).
Sinds 1981 zijn vier levenslanggestraften in de gevangenis overleden. Drie ‘aan ouderdom’, na resp. 34, 18 en 23,5 jaar detentie. Eén persoon pleegde na oplegging van de straf dezelfde nacht nog zelfmoord.
De delicten
- Voor welke delicten zitten degenen die nu levenslang gestraft zijn vast?
- Wat is het verschil tussen moord en doodslag?
- Kan een levenslange straf alleen voor moord en doodslag onder verzwarende omstandigheden worden opgelegd?
- Welke delicten kunnen allemaal met een levenslange gevangenisstraf worden bestraft?
- Is oplegging van een levenslange staf alleen mogelijk als meer dan één moord of doodslag onder verzwarende omstandigheden is gepleegd?
- Hoe vaak is levenslang opgelegd voor één moord of doodslag onder verzwarende omstandigheden?
De veroordeelden zitten allemaal vast wegens moord (art. 289 Sr) of doodslag onder verzwarende omstandigheden (288 Sr). Alleen Mohammed B. (moordenaar van Theo van Gogh) en Gökmen T (tramaanslag Utrecht) zijn veroordeeld wegens andersoortige feiten: B. wegens ‘moord met terroristisch oogmerk’, art. 289 en 83a Sr (de moord op Theo van Gogh) en wegens art. 121 Sr (‘het verhinderen van Kamerlid Ayaan Hirsi Ali om haar functie uit te oefenen’). T. wegens moord met terroristisch oogmerk viermaal gepleegd en poging tot moord met terroristisch oog merk meermalen gepleegd.
‘Moord’ is het opzettelijk en met voorbedachten rade, dus met een vooropgezet plan, iemand van het leven beroven. ‘Doodslag’ houdt in dat je iemand van het leven berooft zonder een plan, maar in een gemoedsopwelling. Wel moet er opzet in het spel zijn, anders is het maximaal ‘dood door schuld’. Voor doodslag kan alleen een levenslange straf worden opgelegd als die doodslag is gepleegd onder ‘verzwarende omstandigheden’, dus zonder tevoren gemaakt plan, maar wel bijvoorbeeld om de buit te pakken te krijgen of om snel weg te komen en zo arrestatie te voorkomen. Voor een doodslag zonder die verzwarende omstandigheden kan maximaal 15 jaar worden opgelegd. De maximumstraf voor doodslag gaat omhoog van 15 naar 25 jaar. Bericht Rijksoverheid 26 februari 2021.
Nee, naast moord en doodslag zijn nog meer misdrijven, waarop in de wet een levenslange straf is gesteld, zoals ‘een aanslag op de Koning’, ‘omverwerping van de regering’, ‘een minister of parlementslid verhinderen zijn taak uit te oefenen’. Ook het ‘ten tijde van oorlog hulp verlenen aan de vijand’ kan met een levenslange gevangenisstraf worden bestraft, evenals ‘brandstichting of gijzeling met de dood van iemand tot gevolg’ en ‘zware mishandeling met voorbedachten rade die de dood van iemand tot gevolg heeft, wanneer dit gebeurt om de bevolking angst aan te jagen’ (dus met een ‘terroristisch oogmerk’). Zie uitgebreider de volgende vraag.
Het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt een levenslange straf op bepaalde misdrijven tegen de veiligheid van de staat (artt. 92 t/m 95a, 97 en 97a, 98a, 102) tegen de koninklijke waardigheid (artt. 108, 114a, 115, 117, 120a), betreffende de uitoefening van staatsplichten en staatsrechten (art. 121), tegen de openbare orde (art. 140a), misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht (artt. 157, 161quater, 164, 166, 168, 170, 174, 176a), misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid (artt. 273f, 282a, 282b), tegen het leven gericht (artt. 288, 288a, 289), mishandeling (art. 304a), en bepaalde scheepvaart- en luchtvaartmisdrijven (art. 385a, en indien begaan met terroristisch oogmerk, art. 415).
Voorts worden alle delicten in de Wet Internationale Misdrijven (WIM) met een levenslange gevangenisstraf bedreigd (denk aan genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, schending van de wetten en gebruiken van de oorlog).
Nee, één moord of doodslag onder verzwarende omstandigheden is voldoende voor het opleggen van een levenslange gevangenisstraf. Dat wil echter niet zeggen dat die straf ook opgelegd moét worden. Meestal wordt wegens deze delicten een tijdelijke gevangenisstraf opgelegd al dan niet met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS). Zo is in 2002 aan de moordenaar van Pim Fortuyn 18 jaar gevangenisstraf opgelegd (het maximum van de tijdelijke straf was toen twintig jaar). Daarover is veel ophef geweest. Ook is tijdens zijn straf de VI-regeling gewijzigd om te voorkomen dat hij na 12 jaar (twee derde van zijn straf) weer zonder meer op vrije voeten zou komen.
Achttien keer, gemeten op 1 juni 2021. Zuiver juridisch was er in deze achttien zaken sprake van slechts één moord of gekwalificeerde doodslag, een delict waarop een levenslange straf is gesteld. Wel is in de meeste van deze 18 gevallen sprake van meerdere zeer ernstige delicten, zoals bijvoorbeeld een combinatie van eenmaal ‘moord’ en vijfmaal ‘gewone’ (niet gekwalificeerde) doodslag, of ‘eenmaal moord en driemaal poging tot moord’. Maar de levenslange straf kan in deze gevallen dus slechts worden ‘opgehangen’ aan dat ene levenslangwaardige delict.
De stijging van het aantal opleggingen ‘levenslang’
- Hoe vaak wordt de straf opgelegd?
- Wat is de reden dat levenslang tegenwoordig vaker wordt opgelegd?
- Is de reden van de stijging van het aantal levenslange straffen dat ernstiger delicten worden gepleegd?
Tussen 1870 en 1986 werd de straf gemiddeld één keer per twee jaar opgelegd; sinds 2000 gemiddeld twee keer per jaar. Het aantal opleggingen is intussen verviervoudigd. In 2019 werden zeven personen tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld (deze straffen zijn nog niet onherroepelijk).
De oorzaak is nog niet onderzocht. Het Forum denkt dat het komt door de roep vanuit de samenleving om strengere straffen en de grotere aandacht voor nabestaanden en slachtoffers in het strafproces.
Vroeger werden ook zeer ernstige delicten gepleegd. Het aantal moorden in Nederland is in vergelijking met voorgaande jaren gedaald: in 2000 kwamen 223 mensen om het leven door moord of doodslag; tussen 2004 en 2009 was het aantal slachtoffers dat om het leven kwam door moord of doodslag gemiddeld 179 per jaar. In de jaren 2014 tot en met 2019 was het gemiddelde – met wat schommelingen – 126 per jaar (zie het Centraal Bureau voor de Statistiek (het CBS)). Dit laat zien dat het aantal gevallen van moord en doodslag sinds 2000 behoorlijk is gedaald, zelfs bijna gehalveerd, en de laatste jaren stabiliseert. Mogelijk is vaker sprake van afrekening binnen het criminele circuit; ook is nu wel sprake van moord met een terroristisch oogmerk.
Is er een alternatief voor ‘levenslang’?
- Heeft de rechter een alternatief voor ‘levenslang’?
Artikel 10 van het Wetboek van Strafrecht zegt dat in Nederland een gevangenisstraf ‘levenslang of tijdelijk’ is. De maximale tijdelijke gevangenisstraf is dertig jaar. Op slechts enkele delicten staat een levenslange gevangenisstraf (zie vraag 17). In die gevallen kan de rechter ook altijd kiezen voor een tijdelijke gevangenisstraf tot het maximum van dertig jaar. De keuze tussen een tijdelijke of een levenslange gevangenisstraf is dus aan de rechter. Als sprake is van een stoornis die al dan niet van invloed was op het plegen van het delict, en voor het overige wordt ook aan de wettelijke vereisten voldaan, kan de rechter een tbs opleggen naast een tijdelijke gevangenisstraf.
Hoe lang is ‘levenslang’ nu eigenlijk?
- Betekent dit dat iemand die gestraft is met een levenslange gevangenisstraf ook daadwerkelijk voor de rest van zijn leven in de gevangenis zit?
- Hoelang zit de langst gestrafte met een levenslange gevangenisstraf in 2021 vast?
Dat is niet uitgesloten. Zolang nog gevaar op herhaling bestaat is het zelfs de plicht van de overheid om de detentie voort te zetten. Maar óf dat gevaar op herhaling bestaat moet wel worden onderzocht. Daartoe is in 2017 een herbeoordelingsprocedure in het leven geroepen. Aanleiding daarvoor vormde de rechtspraak van het EHRM.
In 2021 (peildatum 1 juni 2021) werd aan twee levenslanggestraften gratie verleend. Cevdet Y. kwam na bijna 38 jaar vrij en Loi Wah C. na meer dan 33 jaar. Omdat zij al zo lang vastzaten was de herbeoordelingsprocedure op hen nog niet van toepassing. Voor beiden gold dat de minister van Rechtsbescherming na meerdere gratieverzoeken, zeer veel procedures bij zowel de civiele rechter als de RSJ (de rechter die over tenuitvoerleggingskwesties gaat) gratie niet meer kon tegenhouden.
De thans langstzittende levenslanggestrafte zit sinds december 1992 vast. De daaropvolgende sinds mei 1993.
OVER HET EVRM EN HET EUROPESE HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS (EHRM)
- Wat is EVRM en wat heeft dit verdrag met de levenslange gevangenisstraf te maken?
- Wat zegt het EHRM over de levenslange gevangenisstraf?
- Wat is er nodig om te voldoen aan de eisen van artikel 3 EVRM opdat de tenuitvoerlegging van een levenslange gevangenisstraf niet wordt beschouwd als ‘foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing?
- Hoe luidt de uitspraak in de zaak Vinter/VK samengevat?
- Waarom vindt het EHRM dat elke levenslanggestrafte uitzicht moet hebben op vrijlating?
- Is er wel eens een Nederlandse zaak betreffende levenslang aan het EHRM voorgelegd?
- Heeft Nederland zich dus schuldig gemaakt aan schending van artikel 3 EVRM?
- Heeft het EHRM zich ook uitgelaten over het huidige beleid voor levenslanggestraften in Nederland?
- Wat moet Nederland nu doen?
- Waarom moet Nederland zich beslist aan de uitspraken van het EHRM houden?
- Wat betekent ‘Grote Kamer’?
- Waarom perspectief bieden? Levenslanggestraften hebben toch iets verschrikkelijks gedaan en dus de ergste straf verdiend?
- Wat gebeurt er als Nederland zich niet aan een uitspraak van het EHRM tegen Nederland houdt?
- Hoe komt een zaak eigenlijk bij het EHRM?
- Voldoet Nederland nu aan de rechtspraak van het EHRM?
Het EVRM is het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (zie hier de tekst van het EVRM).
In artikel 3 van het EVRM staat dat ‘niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen’. Deze staat volgens het Europees Hof tot bescherming van de Rechten van de Mens (EHRM) in de weg aan een levenslange gevangenisstraf zonder perspectief op invrijheidstelling.
Het EHRM is van oordeel dat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf niet in strijd is met het EVRM. Als de tenuitvoerlegging echter in strijd is met het verbod van foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM, dan mag de straf ook niet worden opgelegd. Een straf die geen perspectief biedt op invrijheidstelling staat gelijk aan een wrede en onmenselijke straf.
Het EHRM zegt hierover in de zaak van Vinter en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk (9 juli 2013):
1 Wanneer een levenslanggestrafte begint aan het uitzitten van zijn straf, moet voor hem duidelijk zijn wanneer het moment komt dat zijn straf opnieuw beoordeeld zal worden. Het doel van de nieuwe beoordeling is te onderzoeken of een (voorwaardelijke) invrijheidstelling van de veroordeelde mogelijk is. Dit noemt het Hof ‘prospect of release’ (‘vooruitzicht op vrijlating’). Elk land waar levenslang kan worden opgelegd, moet dus een ‘herzieningsmechanisme’ (‘review mechanism’) hebben.
2 Bij die herziening moet worden beoordeeld of de levenslanggestrafte zich zodanig heeft ontwikkeld dat de straf niet langer gerechtvaardigd is. Een straf is niet meer gerechtvaardigd wanneer deze redelijkerwijs niet meer dient ter bestraffing (vergelding), afschrikking, bescherming van de maatschappij of voorbereiding van de terugkeer van de veroordeelde in de samenleving. Als die doelen zijn bereikt en de straf dus geen erkend strafrechtelijk doel meer dient, is de verdere tenuitvoerlegging van de straf onrechtvaardig geworden.
NB De herbeoordeling moet in beginsel uiterlijk binnen 25 na oplegging van de straf plaatsvinden. Het EHRM acht het echter acceptabel als gerekend wordt vanaf de eerste oplegging, ook als die pas plaatsvond na vele jaren voorlopge hechtenis (Vella/Malta 2019).
3 De veroordeelde hoort vanaf het begin van zijn straf niet alleen te weten dat hij weer vrij kan komen op een bepaald moment, maar ook wat de voorwaarden hiervoor zijn. Hij moet dus vanaf de oplegging weten wat hij kan doen om in aanmerking te komen voor vrijlating.
4 Het EHRM sluit niet uit dat een levenslange gevangenisstraf tot de dood moet worden tenuitvoergelegd. Als een kans op herhaling blijft bestaan, moét de straf zelfs worden voortgezet. Dat is met het oog op naleving van artikel 2 EVRM: het recht op leven (dat impliceer het verbod om te laten moorden).
Op zichzelf mag dus een levenslange straf worden opgelegd en mag deze ook levenslang duren, maar dan moet de straf wel aan de bovenstaande eisen voldoen.
Samengevat luidt het oordeel van het Europees Hof tot bescherming van de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Vinter/VK: er moet vooruitzicht op invrijheidstelling worden geboden en er moet een mechanisme bestaan, waarmee getoetst kan worden of de veroordeelde zich voldoende heeft verbeterd en of hij nog gevaarlijk is. Deze toets moet binnen 25 jaar na oplegging van de straf kunnen plaatsvinden. Getoetst moet worden: ‘of zich zodanige veranderingen aan de zijde van de veroordeelde hebben voltrokken en zodanige vooruitgang is geboekt in zijn of haar resocialisatie, dat verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer is gerechtvaardigd’ (de zogenaamde Vinter-toets).
Voor deze opvatting heeft het Europees Hof tot bescherming van de Rechten van de Mens (EHRM) drie redenen:
1 de oorspronkelijke strafdoelen kunnen op den duur in een andere verhouding tot elkaar komen te staan (zo kan iemands gevaarlijkheid afnemen en de roep om vergelding ook);
2 het is niet proportioneel dat een straf langer wordt naarmate de veroordeelde langer leeft, terwijl de veroordeelde niet de kans krijgt zich te verbeteren; en
3 een onverkortbare straf is in strijd met ‘de menselijke waardigheid’. Of in andere woorden: een mens is geen ‘afval’ (human waste).
Het EHRM heeft één keer een klacht tegen ‘the Netherlands’ ontvankelijk verklaard en tevens een schending aangenomen; dat was in de zaak Murray/ the Netherlands. Murray was verstandelijk gehandicapt en had een stoornis toen hij zijn delict pleegde. Hij zat zijn straf uit in een gewone gevangenis zonder dat er aandacht werd besteed aan zijn geestelijke ontwikkeling. Het EHRM herhaalt in deze uitspraak, van 26 april 2016, wat het in de zaak Vinter/Verenigd Koninkrijk heeft gezegd (zie vraag 28). Daaraan voegt het EHRM toe dat Murray gelet op de wijze van detentie vanaf het begin geen enkel uitzicht heeft gehad op invrijheidstelling, al met al 33 jaar. Het EHRM vindt dat Nederland zich actiever had moeten opstellen en had moeten onderzoeken of Murray door behandeling wellicht stappen vooruit had kunnen maken. Zie de website van het Forum voor een uitgebreidere uiteenzetting.
Ja, Nederland heeft zich schuldig gemaakt aan de overtreding van het verbod op marteling, dan wel onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Het Hof heeft niet aangegeven welk onderdeel van artikel 3 EVRM hier aan de orde is. Het betreft echter een individuele schending ten aanzien van Murray; het EHRM heeft niet het Nederlandse beleid als zodanig veroordeeld.
Nee, het EHRM heeft een uitspraak gedaan over de behandeling van de heer Murray (in de gevangenissen van Aruba en Curaçao). Deze hele zaak speelde zich af op de voormalige Nederlandse Antillen. Maar in zijn uitspraak heeft het EHRM wel aanwijzingen gegeven hoe de lidstaten bij het EVRM moeten handelen in soortgelijke situaties, namelijk indien levenslanggestraften aan een stoornis lijden. De lidstaten moeten deze mensen in staat stellen zich door middel van behandeling of programma’s te verbeteren. Deze behandelingen of programma’s moeten aan hen worden aangeboden. Zie nader de website van het Forum.
Op dit moment (juni 2021) lopen enkele klachten over het Nederlandse levenslangbeleid. Het niet bekend of deze klachten al ontvankelijk zijn verklaard.
Nederland moet de aanwijzingen van het EHRM in de zaak Murray in acht nemen. Daarop ziet het Department for the Execution of Judgments of the ECHR van het Comité van Ministers van de Raad van Europa toe (DEJ). Zie hier de link naar die – nog steeds lopende ̶ procedure.
Daarnaast moet Nederland ook voldoen aan de aanwijzingen in Vinter/VK.
Er zijn twee manieren om tegemoet te komen aan die uitspraak: langs bestuurlijke weg of langs gerechtelijke weg. De regering heeft gekozen voor het eerste en heeft daartoe een herbeoordelingsmechanisme ontworpen. Daarvan maakt de Gratiewet onderdeel uit. De beslissing tot het verlenen van vrijheden en tot invrijheidstelling (door gratie) blijft daardoor in handen van de minister.
In de tweede plaats moeten levenslanggestraften actiever worden ‘gevolgd’, dat wil zeggen dat de overheid/ het gevangenispersoneel actief in de gaten moet houden of deze gedetineerden geholpen moeten worden bij hun wens om zich te verbeteren of van hun stoornis te genezen. Hiertoe is een werkschema ontworpen. Zie hier de link naar het Werkschema en hier de link naar de reactie van het Forum op dit schema.
Wanneer een Staat verdragspartij wordt bij het Europees verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), bindt die Staat zich aan dat verdrag; hij wordt ‘lidstaat’. Dat betekent dat die lidstaat de regels van het verdrag niet mag overtreden. In artikel 46 van het EVRM staat dat de uitspraken van het EHRM bindend zijn voor de verdragspartijen die partij zijn bij een zaak die door het EHRM is behandeld. Alle landen die verdragspartij (lidstaat) zijn, moeten zich dus aan de uitspraken van het EHRM houden. In dit geval waren de uitspraken ook nog van de Grote Kamer van het EHRM. Die Grote Kamer heeft meer gezag dan de gewone kamer.
De Grote Kamer van het EHRM bestaat uit 17 rechters uit verschillende landen. Deze Kamer behandelt zaken die eerst bij een gewone kamer, met vijf rechters, aan de orde is gekomen en die zo belangrijk worden gevonden dat de zeventien rechters van de Grote Kamer zich erover moeten uitspreken (zie artikel 43 EVRM).
Ja, levenslanggestraften hebben dan ook de zwaarste straf. Zekerheid dat ze zullen terugkeren in de vrije samenleving krijgen zij niet. Ze moeten er zelf aan werken, en soms is dat niet genoeg, bijvoorbeeld als zij lijden aan een stoornis die maakt dat zij gevaarlijk blijven. Dit neemt niet weg dat de straf toch gericht moet zijn op hun resocialisatie. Dat volgt uit de eis van ‘de menselijke waardigheid’ (‘human dignity’ in de woorden van het EHRM). Wat de nabestaanden vinden en wat de samenleving van de vrijlating vindt, mag op den duur niet de doorslag geven. Met deze gegevens kan wel rekening worden gehouden bij het bepalen van eventuele voorwaarden voor vrijlating.
Wanneer Nederland zich niet aan een uitspraak houdt, kan het EHRM Nederland een ‘boete’ opleggen telkens als zich een dergelijke zaak voordoet. Uiteindelijk kan Nederland – als het te lang ‘ongehoorzaam’ is – uit de Raad van Europa gezet worden, maar dit is zo uitzonderlijk dat niet is te verwachten dat het ooit gebeurt.
Individuen kunnen bij het EHRM een klacht indienen tegen een land dat is aangesloten bij het EVRM en dat zich schuldig maakt aan een schending van het verdrag (zie artikel 33 en 34 EVRM).
Zie hierna bijna bij Het Herbeoordelingsmechanisme.
HET HERBEOORDELINGSMECHANISME
- Wat houdt het herbeoordelingsmechanisme in?
- Wat doet het Adviescollege Levenslanggestraften?
- Zijn de criteria recidiverisico en delictgevaarlijkheid wel voor dit doel valide en toepasbare criteria?
- Wat is het oordeel van de Hoge Raad over het herbeoordelingsmechanisme?
- Kritiek van de RSJ
- Kritiek van de Nationale ombudsman
- Kritiek van het Forum Levenslang
Het herbeoordelingsmechanisme is bedoeld om te beoordelen of een levenslanggestrafte in aanmerking zou kunnen komen voor invrijheidsstelling (al dan niet onder voorwaarden) en geeft aldus uitvoering aan het ‘prospect of release’ dat blijkens de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daadwerkelijk dient te bestaan. Het zogenaamde herbeoordelingsmechanisme voorziet in een ‘periodieke advisering’ door het Adviescollege Levenslanggestraften (eerste tree), twee jaar later gevolgd door een ambtshalve gratieprocedure (tweede tree).
Op 1 maart 2017 is het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften in werking getreden. Kern van het Besluit is dat een veroordeelde 25 jaar na aanvang van zijn detentie in aanmerking kan komen voor re-integratieactiviteiten. Het Adviescollege Levenslanggestraften adviseert hierover en neemt bij deze ‘periodieke advisering’ vier criteria in aanmerking:
1 het recidiverisico;
2 de delictgevaarlijkheid;
3 het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie;
4 de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan vergelding.
‘Neen’ is het oordeel van een drietal gedragsdeskundigen van het Forum. Zie hun artikel ‘Een kritische, gedragskundige noot bij de voorgeschreven criteria in de advisering van het Adviescollege Levenslanggestraften’ van 25 mei 2020, zoals gepubliceerd op de website. Als beoordelingsinstrumenten zijn deze instrumenten evenals terugvalpreventie – in deze beoordeling ongeschikt. Zij zijn wel ondersteunend van waarde in de re-integratiefase zelf, dus nadat de Minister toegang tot die fase heeft verleend.
De Hoge Raad oordeelde op 19 december 2017 dat, mede gelet op de getroffen regelingen in het Nederlandse recht (in het bijzonder: het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften, de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting), werd voorzien in een zodanig stelsel van herbeoordeling, op grond waarvan kan worden overgegaan tot verkorting van de levenslange gevangenisstraf, waardoor oplegging van een levenslange gevangenisstraf op zichzelf niet in strijd is met artikel 3 EVRM.
De Hoge Raad merkt hierbij wel op dat ‘(…) indien op enig moment zou komen vast te staan dat een levenslange gevangenisstraf ook onder vigeur van het nieuwe stelsel van herbeoordeling in de praktijk nimmer wordt verkort, zulks bepaaldelijk een factor van betekenis zal zijn bij de alsdan te beantwoorden v raag of de oplegging dan wel de verdere tenuitvoerlegging verenigbaar is met art. 3 EVRM.’ Het recht op ‘prospect of release’ mag dus niet louter een papieren mogelijkheid betreffen.
De Beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) was kritisch op het herbeoordelingsmechanisme zoals dat in de Kamerbrief van 2 juni 2016 werd gelanceerd omdat het niet zou voldoen aan de eisen die het EHRM stelt, onder meer omdat het beleid ervan uit blijft gaan dat ‘levenslang’ in beginsel ‘levenslang’ is, omdat de toets te laat plaatsvindt en er geen goede volgprocedure bestaat. Verder zet de RSJ vraagtekens bij de wenselijkheid om nabestaanden en slachtoffers in de procedure te betrekken. Lees hier de (gehele) reactie van de RSJ uit 2016.
In zijn Adviesprogramma voor 2021 zet de RSJ vraagtekens bij de manier waarop de minister op dit moment invulling geeft aan het nieuwe beleid:
“Het huidige beleid lijkt in de praktijk weinig of geen perspectief te bieden. Hierdoor kan de uitvoering van het beleid worden opgevat als in strijd met het verbod op een inhumane (onmenselijke) behandeling en bestraffing. De RSJ gaat in een advies nader in op (de invulling van) het huidige beleid en doet voorstellen voor aanpassingen.”
De Nationale ombudsman heeft in 2014 geoordeeld dat de minister geen serieus werk maakt van de uitvoering van de rechtspraak van het EHRM. De minister zou zelfs opzettelijk een vertragingstactiek toepassen om maar geen gratie te hoeven verlenen. Lees hier het rapport van de Nationale ombudsman van 2014. Op 18 december 2019 herhaalde de Nationale ombudsman zijn zorgen over de praktijk van de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf in een brief aan de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming
In een brief van 10 mei 2021 aan de minister voor Rechtsbescherming stelt de Nationale ombudsman vast, op basis van de brief van de minister van 20 januari 2021 aan de Tweede Kamer (over de gratieverlening aan levenslanggestrafte Cevdet Y.), dat diens inzet indruist tegen de rechtspraak van het EHRM:
“Uit uw brief begrijp ik dat u de voordracht tot gratiëring deed omdat u niet het risico wil lopen dat rechters geen levenslange gevangenisstraf meer zullen opleggen. De achtergrond van uw beslissing was er voor te zorgen dat het huidige systeem kan blijven functioneren. Ik trek daaruit de conclusie dat u Y, nabestaanden van de slachtoffers en professioneel betrokkenen jarenlang een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. U schetste het beoordelingskader voor het gratieverzoek en verwees daarbij naar de jurisprudentie van het Europese hof terwijl – naar nu blijkt – dat niet leidend was omdat de uitkomst van de (her)beoordeling van het gratieverzoek telkens tevoren voor u al vaststond. Uw inzet was een gratiering van een levenslanggestrafte te voorkomen en u nam de verantwoordelijkheid voor ondeugdelijke besluiten.”
De Nationale ombudsman dringt er in zijn brief van 10 mei 2021 op aan
(…) om nu zonder verdere omwegen en vertraging werk te maken van een procedure waarin daadwerkelijk en tijdig een “review” plaatsvindt in overeenstemming met materiele en procedurele maatstaven die het EHRM heeft ontwikkeld.”
Het Forum heeft zich vanaf het begin kritisch uitgelaten over het nieuwe beleid. Deze kritiek heeft een delegatie van het Forum ook mondeling overgebracht aan de hoogste ambtenaren op het ministerie van Justitie. Deze kritiek valt te onderscheiden in een vijftal punten:
1. Het uitgangspunt dat levenslang ook levenslang moet zijn ‘omdat de rechter dat zo zou hebben gewild’ kan niet worden gestaafd.
Rechters spreken het tegen. Een rechter kan niet zo ver in de toekomst kijken dat hij bij de oplegging van de straf al weet hoe de situatie van de veroordeelde na twintig jaar, of langer, is. De rechter legt een levenslange gevangenisstraf op omdat hij op dát moment geen beter alternatief heeft.
2. De vaste termijn van 25 jaar detentie voor alle levenslanggestraften – dus ongeacht hun ontwikkeling, ongeacht de stand van zaken rond de levenslange gevangenisstraf ten tijde van de oplegging van de straf en ongeacht hetgeen de rechter ten aanzien van de keuze van de straf in zijn uitspraak heeft opgemerkt – belemmert een genuanceerde en persoonsgerichte benadering.
Zo wordt te weinig rekening gehouden met individuele gevallen.
3. Het ontbreken van een voldoende adequate volgprocedure om de ontwikkeling van de veroordeelde te kunnen toetsen.
Hierdoor krijgt men geen volledig beeld van de ontwikkeling van de betrokkene. Ook ontbreekt hierdoor een prikkel voor de overheid om die ontwikkeling waar nodig te stimuleren. Het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie kan alleen beoordeeld worden op basis van een penitentiair dossier, dat inhoudelijk en volgens vast te stellen richtlijnen voldoende informatie bevat over het gehele detentieverloop. Een dergelijk dossier en daarop gebaseerde beoordeling ontbreken nu. De Volgprocedure (2017), zoals door het Forum Levenslang bepleit, biedt daarvoor wel de noodzakelijke voorwaarden en handvatten.
4. Het ontbreken van prikkels voor de minister om werk te maken van de adviezen van het Adviescollege levenslanggestraften.
Uit onderzoek naar de uitspraken van de beroepscommissie van de RSJ blijkt dat de minister de re-integratie zodanig traineert dat als de gratieprocedure wordt gestart er nog niets te toetsen valt en de rechter het verzoek om die reden ‘prematuur’ acht.
5. Het ontbreken van termijnen in de gratieprocedure.
Hierdoor kan een gratieprocedure onnodig lang, zelfs jaren, duren. Zie onder meer het rapport van de Nationale ombudsman uit 2014 en zijn brief van 18 december 2019.
OVER GRATIE EN HET GRATIEBELEID
- Wat houdt ‘het verlenen van gratie’ in?
- Waar wordt gratie geregeld?
- Wie verleent gratie?
- Wat is het doel van de adviezen van de rechter en het openbaar ministerie?
- Wat zijn de redenen voor het verlenen van gratie?
- Hoe ziet het gratiebeleid voor levenslanggestraften er nu uit?
- Wat is de invloed van de strafrechter op de gratiebeslissing?
- Wat hield de gratiebeslissing in het verleden precies in?
- Hoeveel levenslanggestraften kregen vroeger gratie?
- Wat is het verschil tussen voorwaardelijk vrijlaten en voorwaardelijk gratie verlenen?
- Hoe lang is de proeftijd bij voorwaardelijke gratieverlening?
- Is van deze levenslanggestraften aan wie gratie werd verleend, iemand in herhaling gevallen?
- Wanneer is in de afgelopen decennia gratie verleend?
- Krijgt iemand, die terminaal ziek is, altijd gratie?
- Is een gratieprocedure een geschikte procedure voor terminaal zieke gevangenen
- Kan behalve door gratie een levenslanggestrafte ook op een andere manier vrijkomen?
Gratie is ‘het verminderen, veranderen of kwijtschelden’ van een door de strafrechter opgelegde straf die onherroepelijk is geworden.
Gratie wordt geregeld in de Grondwet (artikel 122), in de Gratiewet 1987 en in het Wetboek van Strafvordering (artikelen 6:7:1 Sv en verder).
Op papier is dat de Kroon (dat is de Koning met instemming van de minister). Feitelijk is de minister verantwoordelijk en neemt hij de beslissing. Bij lange straffen is de minister verplicht advies te vragen aan het openbaar ministerie en aan de rechter die de straf destijds heeft opgelegd. Als de minister gratie wil verlenen, doet hij daartoe een voorstel aan de Koning. Wil de minister geen gratie verlenen dan stelt hij de Koning voor het verzoek af te wijzen. De Koning volgt het voorstel van de minister altijd.
Het advies van het openbaar ministerie is vooral bedoeld om recente informatie over de veroordeelde te verschaffen. Het advies van de rechter is bedoeld om de rechter die de straf destijds heeft opgelegd de gelegenheid te geven zich nog eens over de straf te beraden. Zijn advies is dan ook ‘leidend’. Dat betekent dat de minister daarvan in beginsel niet mag afwijken, ook niet als het advies van het Openbaar Ministerie anders luidt. Afwijken kan alleen als daar bijzondere redenen voor zijn, zo heeft de Hoge Raad mede op basis van de parlementaire geschiedenis in zijn arrest van 6 november 2020 benadrukt.
Er zijn twee redenen om gratie te verlenen (zie artikel 2 Gratiewet). Eén van de redenen (de zogenaamde ‘b-grond’) heeft speciaal betrekking op de (levens)lange gevangenisstraf. Wanneer het duidelijk is dat het laten voortduren van de straf geen zin meer heeft, omdat het doel dat met de straf werd beoogd, al is bereikt, is de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de straf niet meer gerechtvaardigd. Te denken valt aan de situatie waarin iemand zó lang in de gevangenis heeft gezeten, dat vastgesteld kan worden dat hij voldoende heeft geboet voor de door hem gepleegde delict(en) en dat hij bovendien geen gevaar meer vormt voor de samenleving .
De andere reden (de zogenaamde ‘a-grond’) wordt gebruikt voor tijdelijke gevangenisstraffen, geldboetes en taakstraffen. Deze grond ziet op het bestaan van nieuwe omstandigheden die dateren van na oplegging van de straf, of van ervoor, maar waarmee de rechter onvoldoende rekening heeft gehouden of kunnen houden. Deze nieuwe omstandigheden kunnen reden zijn om de straf aan te passen. Volgens het ministerie van Veiligheid en Justitie moet je bij deze nieuwe omstandigheden denken aan ‘sterk veranderde leefomstandigheden, zoals ziekte, het verkrijgen van een (vaste) baan, een eigen bedrijf, een geslaagd afkicktraject en de zorg voor een gezin’. Vaak gaat het om een combinatie van dergelijke omstandigheden, aldus de minister.
Sinds ongeveer 2004 was het vast beleid dat levenslanggestraften wel gratie kunnen verzoeken, maar dat ze in de praktijk geen gratie krijgen. Tot en met 2020 was de enige uitzondering een gratieverlening aan een terminaal zieke levenslanggestrafte die de laatste weken van zijn leven buiten de gevangenismuren kon doorbrengen. Tot en met 2020 was gratieverlening als het ware een papieren mogelijkheid geworden. Hierin heeft de burgerlijke rechter onlangs, in januari van 2021, een kleine bres geslagen. De minister heeft zich naar aanleiding van de uitspraken van deze rechter gedwongen gevoeld gratie te verlenen. Zie daarover het nieuwsbericht van 20 januari 2021 van het Forum. Drie maanden later is opnieuw gratie verleend aan een levenslanggestrafte. Ook aan deze gratie zijn de nodige civiele procedures voorafgegaan (25 maar liefst). Zie hierover het nieuwsbericht van 10 mei 2021 van het Forum.
Volgens de makers van de Gratiewet is het advies van de strafrechter leidend, dat wil zeggen, dat zijn advies ‘van zeer groot gewicht is’. Het is niet de bedoeling dat de minister een door de rechter opgelegde straf eenvoudig opzij schuift, dat hij zijn eigen oordeel in de plaats stelt van dat van de rechter. In de oude gratiepraktijk voor levenslanggestraften volgde de minister dan ook bijna altijd het advies van de rechter. De laatste jaren is dat niet meer zo; de minister of de staatssecretaris heeft de laatste jaren het advies van het Openbaar Ministerie zwaarder laten wegen. De Hoge Raad heeft nu echter (nogmaals) geoordeeld dat het advies van de rechter gevolgd zou moeten worden, tenzij sprake is van ‘bijzondere omstandigheden’. ‘Bijzondere omstandigheden’ zijn niet: ‘een andere weging van de feiten door de minister’. Zie het arrest van het Hof Den Haag van 19 januari 2021.
Meestal werd de levenslange gevangenisstraf omgezet in een tijdelijke straf van een bepaalde duur (bijvoorbeeld achttien of dertig jaar) en moest daarvan nog een gedeelte worden uitgezeten. Na twee derde deel van die tijdelijke straf kon de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Het resterende (een derde) deel (of een deel daarvan) moest soms in een behandelkliniek worden doorgebracht om de terugkeer naar de maatschappij soepel te kunnen laten verlopen. Ook werd in het verleden wel eens voorwaardelijk gratie verleend. Dan kon de levenslange straf ‘herleven’ als de betrokkene zich niet aan de voorwaarden voor gratieverlening hield. Tussen 1945 en 1980 is 15 keer een levenslange gevangenisstraf opgelegd die ook onherroepelijk is geworden. Deze straffen werden alle door gratie omgezet in een tijdelijke gevangenisstraf met uitzondering van één. Die ene kreeg voorwaardelijke gratie, dat wil zeggen dat de levenslange gevangenisstraf dus niet werd omgezet in een tijdelijke, maar in een voorwaardelijke levenslange gevangenisstraf. De laatste van deze groep levenslanggestraften die in vrijheid werd gesteld met het oog op hun resocialisatie kreeg gratie in december 1986 (Hans van Z.).
Uit een overzicht van 1889 tot 1963, gemaakt door het ministerie van Justitie, blijkt dat niet één levenslange straf tot de dood ten uitvoer is gelegd. Wel zijn sommige veroordeelden binnen 10 jaar na oplegging van de straf overleden, nog voordat gratie kon worden overwogen. Het doel was gratie te verlenen als dat mogelijk was, ter voorkoming van het verloren gaan van de reclasseringskansen.
Bij het voorwaardelijk in vrijheid stellen van een levenslanggestrafte is de levenslange gevangenisstraf eerst omgezet in een tijdelijke straf. De levenslange gevangenisstraf is dus veranderd in een tijdelijke straf. Als de veroordeelde de voorwaarden overtreedt, moet hij het restant van de tijdelijke straf alsnog ondergaan. Bij het voorwaardelijk verlenen van gratie wordt de tenuitvoerlegging van de levenslange straf voorwaardelijk beëindigd en blijft de levenslange gevangenisstraf in stand. Dit betekent dat wanneer de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden voor het verlenen van gratie houdt, de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf kan worden hervat en de veroordeelde dus weer voor onbepaalde duur kan worden opgesloten.
De proeftijd bedraagt maximaal twee jaar (zie artikel 13 Gratiewet).
Er zijn geen gevallen bekend dat een levenslanggestrafte na voorwaardelijke vrijlating (in welke vorm dan ook) in herhaling is gevallen.
De laatste keer dat gratie is verleend was op 26 april 2021 (zie de brief van de minister van 10 mei 2021). Betrokkene zat vanaf oktober 1987 gedetineerd wegens het medeplegen van moord op een Chinees gezin. De keer daarvoor was op 19 januari 2021 (zie de brief van de minister van 20 januari 2021). Betrokkene onderging zijn straf sinds 1983. Na veroordeling tot zesvoudige moord (in ’t Koetsiertje). De keer daarvóór was juni 2009. Aanleiding voor gratieverlening was het naderend overlijden van betrokkene. Voor de keer dáárvoor moeten we verder terug in de tijd; dat was in 1986 toen aan Hans van Z. gratie werd verleend. Van Z. zat toen 19 jaar. Zijn straf werd omgezet in een tijdelijke straf van 28,5 jaar, waardoor hij meteen voor VI in aanmerking kwam (omdat reeds twee derde van de straf was ondergaan). Daarvóór was het Dokter O., in 1975. O. zat twee levenslange gevangenisstraffen uit. Eén wegens de moord op zijn vrouw en één wegens de moord op een medelevenslanggestrafte. De begeleidende brief van de Staatssecretaris van Justitie van 13 februari 1975 gaf uitdrukking aan het toen heersende uitgangspunt dat gratie diende te worden verleend ‘indien dat mogelijk’ was.
Bij terminale ziekte wordt gratie verleend als een arts heeft bevestigd dat de betrokkene nog één à twee weken te leven heeft. Dan kan de veroordeelde thuis of in een ziekenhuis sterven. Gratie wordt echter alleen verleend, als de betrokkene geen gevaar meer oplevert voor de samenleving. Bovendien hangt gratieverlening af van het advies van de rechter.
Een andere mogelijkheid om de gedetineerde in vrijheid te stellen in geval van een terminale ziekte is strafonderbreking. Strafonderbreking duurt maximaal drie maanden (artikel 34 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting). De gevangene mag dan tijdelijk naar huis, zowel om iemand te verzorgen, of omdat hij zelf erg ziek is. Na de strafonderbreking moet de veroordeelde zich weer bij de gevangenis melden. Strafonderbreking wordt in beginsel niet benut voor levenslanggestraften. Zie in de databank van de RSJ de tussenbeslissing van de Beroepscommissie over een dergelijk verzoek van 10 mei 2016 (16/0239/GV) en de antwoorden van de bewindsvrouw op Kamervragen in Aanhangsel Handelingen II 2008/09, nr. 2115, ‘Over het beleid ten aanzien van terminaal zieke gedetineerden’.
Normaal gesproken duurt een gratieprocedure voor een levenslanggestrafte enige maanden tot jaren. Daarom is deze route minder geschikt voor een acuut terminaal zieke patiënt. Echter, indien een arts verwacht dat de patiënt nog slechts één à twee weken te leven heeft, kan op heel korte termijn toch gratie worden verleend. Dat is in 2009 gebeurd
Naast gratie bestaat de mogelijkheid dat de kortgedingrechter de levenslanggestrafte vrijlaat, namelijk als sprake is van schending van artikel 3 EVRM en de gratieprocedure geen perspectief biedt. Zie HR 6 november 2020, r.o. 3.5.7.
“Opmerking verdient nog het volgende. Met het hiervoor besproken, in 2017 in werking getreden stelsel van herbeoordeling, wordt beoogd de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in overeenstemming met art. 3 EVRM te laten plaatsvinden. In dit stelsel vindt de (periodieke) herbeoordeling van de straf niet plaats door de rechter, maar worden de beslissingen omtrent het aanbieden van re-integratieactiviteiten en gratieverlening genomen door de minister. De burgerlijke rechter kan daarbij de motivering van negatieve beslissingen omtrent de verlening van gratie beoordelen. Indien wordt geoordeeld dat de opgegeven redenen de beslissing niet kunnen dragen, is het aan de minister – en niet aan de burgerlijke rechter – om opnieuw te beslissen op het gratieverzoek. De motivering van die nieuwe beslissing kan wederom ter beoordeling aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd.
Zoals al is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2017 laat de invoering van het in 2017 in werking getreden stelsel van herbeoordeling onverlet dat indien op enig moment zou komen vast te staan dat een levenslange gevangenisstraf ook onder vigeur van dit nieuwe stelsel in de praktijk nimmer wordt verkort, dat bepaaldelijk een factor van betekenis zal zijn bij de dan te beantwoorden vraag of de oplegging dan wel de (onverkort) verdere tenuitvoerlegging verenigbaar is met art. 3 EVRM. Dat betekent dat de burgerlijke rechter, op een daartoe strekkende vordering, de verdere tenuitvoerlegging van een levenslange gevangenisstraf kan verbieden, indien de (periodieke) herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf – ambtshalve of naar aanleiding van daartoe strekkende gratieverzoeken – niet tot de benodigde bekorting of aanpassing van die straf heeft geleid terwijl de (onverkort) verdere tenuitvoerlegging van de straf in strijd met art. 3 EVRM is”
Er is overigens geen geval bekend waarbij een levenslanggestrafte door de kortgedingrechter in vrijheid is gesteld.
HET WETSVOORSTEL VAN HET FORUM
- Wat bepleit het Forum, zodat Nederland voldoet aan de eisen van artikel 3 EVRM?
Het Forum wil een rechterlijke toets in het kader van een regeling voor voorwaardelijke invrijheidstelling en daarnaast een zogenaamde volgprocedure, die voorziet in een regelmatig onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
DE DOOR HET FORUM VOORGESTELDE RECHTERLIJKE TOETS
- Hoe moet die rechterlijke toets eruit zien?
- Waarom moet deze rechterlijke toets na een termijn van 20 jaar plaatsvinden?
- Wat zegt het EHRM over de termijn?
- Hoe kan een rechter nu beoordelen of de opgelegde levenslange gevangenisstraf niet meer nodig is?
Zie hiervoor het wetsvoorstel op de website van het Forum Levenslang. Kort samengevat, houdt het wetsvoorstel het volgende in: een levenslanggestrafte kan voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld indien de straf tenminste 20 jaar heeft geduurd en hij geen gevaar meer oplevert voor de samenleving. De rechter beslist. De veroordeelde kan dan dus voorwaardelijk vrijkomen. Dit betekent, dat hij zich moet houden aan voorwaarden. Als hij de voorwaarden overtreedt, kan hij weer worden ingesloten. Het verzoek kan niet eerder dan na 18 jaar worden ingediend en als de rechter het verzoek afwijst, kan het pas na drie jaar worden herhaald.
Twintig jaar komt overeen met hoe dit in de landen om ons heen is geregeld en in de internationale afspraken tussen landen over overlevering van gedetineerden (zie artikel 5, lid 2, van het Kaderbesluit Europees Arrestatiebevel).
Het EHRM heeft hierover gezegd dat een proportionele (juiste/geschikte) termijn voor boetedoening in Europa gemiddeld 25 jaar is. Na 25 jaar zou een levenslanggestrafte vanuit vergeldingsoogpunt dus lang genoeg zijn gestraft. Uiterlijk vanaf dat moment moet worden gekeken of nog andere redenen bestaan om de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf voort te zetten: uiterlijk na deze termijn moet dus een toets van de noodzaak tot verdere tenuitvoerlegging van de straf plaatsvinden. 25 jaar is echter aan de zeer voorzichtige kant. Wiene van Hattum heeft berekend dat de gemiddelde termijn in Europa waarbinnen een toetsing plaatsvindt nog geen 20 jaar is. Klik hier voor het desbetreffende artikel (p. 1960 bovenaan).
De belangrijkste vraag die de rechter moet beoordelen is of het gevaar dat een veroordeelde voor de maatschappij oplevert, geweken is. Daarover kan hij zich laten voorlichten door gedragsdeskundigen (zoals een psychiater of een psycholoog) die elke vijf jaar een screening verrichten (zie de vragen hierna). Verder kan de rechter rekening houden met de nabestaanden en/of slachtoffers door het stellen van voorwaarden, zoals de voorwaarde dat de veroordeelde geen contact opneemt met de nabestaanden en/ of slachtoffers of zich niet in hun buurt vestigt.
Indien betrokkene is beoordeeld door het Adviescollege Levenslanggestraften, vormt het advies van dat college de belangrijkste bron van informatie voor de strafrechter.
Het is en blijft echter van groot belang dat de ontwikkeling van de veroordeelde vanaf het begin van de detentie wordt gevolgd en vastgelegd. Zie daarover vragen 69 e.v.
DE VOLGPROCEDURE ZOALS HET FORUM DIE GRAAG ZIET
- Wat wordt bedoeld met een volgprocedure?
- Waarom is een periodieke screening nodig?
- Wat wordt in een volgprocedure allemaal specifiek bekeken en beoordeeld?
Een volgprocedure is het proces van begeleiding tijdens de detentie van levenslanggestraften, waarvan de bevindingen en resultaten op een gestructureerde wijze schriftelijk worden vastgelegd. De begeleiding bestaat uit zorg, behandeling en het bieden van een perspectief op vrijlating aan gedetineerden. Zo zou elke vijf jaar een screening moeten plaatsvinden van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de veroordeelde.
Het Forum vindt zo’n regelmatige screening belangrijk, omdat lange gevangenisstraffen een negatieve invloed hebben op de lichamelijke en psychische gezondheid van gedetineerden (detentieschade). Daarnaast zijn de rapporten van belang om het verzoek om voorwaardelijke invrijheidstelling goed te kunnen beoordelen.
Tijdens de volgprocedure kan gekeken worden hoe iemand zich in de loop der tijd gaat verhouden tot zijn delict. Dit houdt in dat beoordeeld wordt of een gedetineerde zich realiseert, dat hij het delict heeft gepleegd en hij daarbij slachtoffers heeft gemaakt. Ook kan worden onderzocht hoe hij zich opstelt en wil gedragen tegenover die slachtoffers, hoe zwaar de gevangenisstraf voor hem is en in welke mate hij daar psychisch en/of lichamelijk onder lijdt. Deze gegevens zijn van groot belang voor de rechter op het moment dat hij moet oordelen over een verzoek om voorwaardelijke invrijheidstelling.
AFSCHAFFEN LEVENSLANGE GEVANGENISSTRAF?
- Kan de levenslange gevangenisstraf naar de mening van het Forum niet net zo goed worden afgeschaft?
Nee. Levenslange opsluiting is nodig, wanneer iemand een blijvend gevaar vormt voor de maatschappij. Wel zou voor de duidelijkheid in artikel 10 van het Wetboek van Strafrecht het woord ‘levenslang’ kunnen worden gewijzigd in ‘straf voor onbepaalde duur’. Dan kan de straf ook echt tot aan de dood duren, als dat voor de bescherming van de maatschappij noodzakelijk is en kan die straf worden verkort, als deze haar doel heeft gediend. Zo kan de rechter voor deze straf kiezen, ondanks dat hij niet in de verre toekomst kan kijken en dus niet weet hoe lang de straf zou moeten duren om haar doel te bereiken.
ANDERE LANDEN
- Kennen andere West-Europese landen een mogelijkheid van vervroegde vrijlating voor levenslanggestraften?
- Hoe is de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf geregeld in bijvoorbeeld Duitsland?
- Hoe is de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf geregeld in bijvoorbeeld België?
- Hoe is de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf geregeld in bijvoorbeeld Engeland?
Ja, bijna alle West-Europese landen kennen de mogelijkheid om levenslanggestraften voorwaardelijk in vrijheid te stellen. Zie onder ‘wat is levenslang/buitenland’.
Net als in Nederland kan in Duitsland gratie worden verleend aan levenslanggestraften. Maar naast gratie onderzoekt de rechter na 15 jaar of voorwaardelijke invrijheidstelling mogelijk is. In de praktijk betekent dit dat de ‘gewone’ levenslanggestrafte in de regel na 15 jaar detentie vrij zal komen. Bij zeer ernstige delicten kan de rechter gemotiveerd aangeven dat de veroordeelde niet voor een voorwaardelijke invrijheidstelling na 15 jaar in aanmerking komt. In dit geval zal de levenslanggestrafte na gemiddeld 20 jaar detentie vrijkomen.
Naast voorlopige invrijheidstelling en ‘genade’ (gratie), kunnen levenslanggestraften in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling indien zij respectievelijk 15, 19 of 23 jaar van hun straf hebben uitgezeten. Uiterlijk zes maanden na het indienen van een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling wordt de zaak behandeld door de strafuitvoeringsrechtbank. Wanneer vaststaat dat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en de veroordeelde instemt met de (eventueel) op te leggen bijzondere voorwaarden, wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling in beginsel altijd toegewezen. De regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling in België voorziet dus in een herbeoordeling na een periode van minimaal 15 jaar.
De Britse ‘life sentence’ bestaat uit twee delen. Het eerste deel dient ter vergelding en afschrikking (dit heet de ‘tariff’) en het tweede deel dient ter beveiliging van de samenleving. De rechter bepaalt het eerste deel van de straf en dit deel moet altijd geheel ten uitvoer worden gelegd. Of de veroordeelde daarna ook nog gedetineerd moet blijven, is afhankelijk van de vraag hoe gevaarlijk hij dan nog is. Indien de rechter beslist dat hij geen gevaar meer vormt voor de samenleving, wordt hij vrijgelaten. Deze vrijlating is voorwaardelijk en kan altijd worden herroepen. Alleen gratie kan de veroordeelde zijn volledige vrijheid terug geven. Vinter had een ‘whole life tariff’ en daarmee was de duur van de vergelding vastgesteld op de duur van ‘zijn hele leven’. Zonder een reviewprocedure die deze ‘whole life tariff’ kon verkorten, was dat in strijd met het EVRM.
HET ‘DAGPROGRAMMA’ VAN EEN LEVENSLANGGESTRAFTE
- Hoe ziet een dag van een levenslanggestrafte eruit?
- In welke inrichtingen verblijven levenslanggestraften?
- Hoeveel levenslang gestraften verblijven op dit moment in een TBS-kliniek en hoeveel in een PPC?
- Bestaan er geen bijzondere gevangenissen voor levenslanggestraften?
- Is een levenslanggestrafte verplicht te werken in de gevangenis?
- Heeft een levenslanggestrafte vrije tijd?
- Heeft hij bijvoorbeeld vrije uren, waarin hij kan kiezen wat hij gaat doen. Bijvoorbeeld studeren of lezen?
- Wat voor activiteiten bestaan er voor levenslanggestraften?
- Heeft een levenslanggestrafte contact met andere gevangenen?
- Mag een levenslanggestrafte brieven schrijven?
- Mag hij skypen?
- Mag hij internetten?
- Hoe vaak mag een levenslanggestrafte bezoek ontvangen?
- Wie bepaalt of bezoek mag worden opgespaard? De directie? Krijg je geen rechtsongelijkheid?
- Zitten er altijd bewakers bij het bezoek?
- Hoe vaak heeft een levenslanggestrafte verlof?
- Waar kan ik de rechtspraak van de beroepscommissie RSJ vinden?
De penitentiaire inrichting waar de veroordeelde verblijft, bepaalt het dagprogramma. Als betrokkene nog niet onherroepelijk veroordeeld is, verblijft hij in een ‘huis van bewaring’. Daar geldt een vrij streng regiem. Nadat zijn veroordeling onherroepelijk is geworden, wordt hij overgeplaatst naar een regiem dat past bij wat over hem bekend is (is hij vluchtgevaarlijk, is hij geschikt om met anderen op een afdeling te verblijven, heeft hij medische behandeling nodig, heeft hij zelf de voorkeur voor een bepaalde gevangenis, in verband met familiebezoek, etc. etc.?). Het dagprogramma in een gewone gevangenis bestaat uit een ochtend- en een middagprogramma. De helft van de dag is er arbeid en de andere helft van de dag is bestemd voor alle andere bezigheden, zoals: sport, bezoek ontvangen, naar de verpleegkundige, telefoneren, douchen, onderwijs, bibliotheek. Om ca. 07.30 uur worden de gedetineerden uit hun cel gelaten en om ca. 16.30 uur worden zij weer in hun cel ingesloten.
Levenslanggestraften verblijven in beginsel in gewone, beveiligde, gesloten gevangenissen, tussen de andere gedetineerden. Sommigen verblijven in een Extra Beveiligde Inrichting (EBI). Daar hebben zij weinig of geen contact met andere gedetineerden. Enkelen zijn opgenomen in een TBS-kliniek, omdat zij aan een stoornis lijden en behandeling nodig hebben. Sinds enige jaren worden echter levenslanggestraften niet meer in een TBS-kliniek geplaatst. Dat heeft te maken met het gewijzigde beleid (het levenslang= levenslangbeleid). In plaats daarvan worden degenen die behandeling nodig hebben tijdelijk (maximaal zes maanden) in een PPC (Penitentiair Psychiatrisch Centrum) geplaatst.
Volgens de gegevens van het Forum zit één levenslanggestrafte in de longstay. Het aantal levenslanggestraften in een PPC is onbekend. De anderen verblijven in een gewone penitentiaire inrichting. Dat kan ook de EBI zijn, indien sprake is van gevaar voor vlucht.
Van 2013 tot 2015 is sprake geweest van een bijzondere afdeling (afdeling K in Norgerhaven, in Veenhuizen). Daar verbleven vier levenslanggestraften met zestien langgestraften. Zij mochten hun gemeenschappelijke ruimte zelf inrichten en zij konden op elk moment van de dag hun eigen tuin inlopen. Daar bouwden zij kippenhok en begonnen zij een moestuin. Deze afdeling werd gesloten toen de gevangenis aan de Noorse autoriteiten werd verhuurd (medio 2015). Vanaf juli 2016 is weer geëxperimenteerd met een (speciale) unit voor levenslanggestraften, in de gevangenis in Heerhugowaard waarheen een aantal van de levenslanggestraften van afdeling K werden overgeplaatst. Het beleid is dat voor levenslanggestraften geen bijzondere afdeling wordt gecreëerd omdat DJI dit naar de nabestaanden toe, en naar de maatschappij in het algemeen, niet passend vindt.
Artikel 47 lid 3 PBW bepaalt dat gedetineerden die, al dan niet onherroepelijk, tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld verplicht zijn ‘de aan hen door de directeur opgedragen arbeid, zowel binnen als buiten de inrichting of afdeling, te verrichten’. Maar omdat arbeid gezien wordt als middel om te resocialiseren en de huidige tenuitvoerlegging van de levenslange straf niet op resocialisatie is gericht, vond de rechter tot voor kort dat een levenslanggestrafte door de directeur niet verplicht kan worden om te werken. Zie voor de uitspraak van de rechter hier.
Elke gevangene in een gevangenis heeft een dagprogramma. Hij mag op weekdagen om 7.30 uur uit zijn cel en wordt om 16.30 uur weer ingesloten. Daartussen moet hij doen wat in zijn programma staat: arbeid (als hij zich daarvoor heeft opgegeven), luchten (minimaal een uur per dag), insluiting voor de middagmaaltijd, bezoek ontvangen (maximaal tweemaal per week een uur of eenmaal twee uur), bezoek aan bijvoorbeeld verpleegkundige, tandarts, kapper en niet-ingevulde tijd.
Zie de vraag hiervoor: ja. Op cel kan de gedetineerde lezen en televisie kijken.
Soms zitten twee gedetineerden op één cel (van 2,5 bij 3 meter) met een stapelbed en hangt aan het voeteneind van elk bed een televisie. Levenslanggestraften zijn niet uitgesloten van ‘twee op één cel’, maar tot op heden worden zij ontzien.
Er zijn geen bijzondere activiteiten.
Ja, en soms meer dan hem lief is. Sommige levenslanggestraften willen liever niet dat kortgestraften op hun afdeling komen, omdat die het niet altijd zo nauw zouden nemen met de regels. Dat geeft onrust en daar heeft een levenslanggestrafte geen baat bij. Bovendien kunnen levenslanggestraften moeite hebben met het feit dat zij voortdurend geconfronteerd worden met medegevangenen, die anders dan zij wel een resocialisatietraject hebben en na enige tijd weer in vrijheid worden gesteld.
Ja, net als de andere gedetineerden. Er bestaat wel controle op de brieven, net als op de telefoongesprekken.
Skypen is in opkomst. Voor alle gedetineerden die familie in het buitenland hebben, is deze mogelijkheid van contact al langer beschikbaar. Skypen biedt een goede uitkomst om contact te houden. Van één levenslanggestrafte is ons bekend dat hij mag skypen en daar gebruik van maakt.
Gedetineerden mogen internetten, maar ze kunnen niet op alle sites komen. Ze kunnen gebruik maken van de computers in het re-integratiecentrum (RIC) in de gevangenis. Het ligt in de bedoeling gedetineerden een tablet te geven waarmee ze vanuit hun cel op dezelfde – toegestane – sites kunnen komen. Ook levenslanggestraften moeten worden toegelaten tot de RIC’s, vindt de rechter. Zoek hier de uitspraak, van 15 mei 2015, nr. 14/3891/GA.
Net als andere gedetineerden minimaal eenmaal per week een uur. Meestal is het tweemaal per week een uur, maar voor levenslanggestraften worden wel aparte regelingen getroffen. Zo kan soms de bezoektijd worden opgespaard opdat een echtgenote – die b.v. uit een ander land moet komen – een groter deel van de dag op bezoek kan zijn. Ook is bezoek zonder toezicht (BZT) mogelijk, zie vraag 92.
De directeur bepaalt of bezoekuren mogen worden opgespaard, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Geen enkel geval is natuurlijk gelijk. In een zaak van Khoroshenko tegen Rusland heeft de Grote Kamer van het EHRM bepaald dat het bezoek van familie een ‘zeer belangrijk facet is van iemands bestaan en identiteit’ en dat het bezoekrecht van familie daarom zo min mogelijk moet worden beperkt maar integendeel zo veel mogelijk moet worden toegestaan (zie §106 en §123 e.v.). Zie hier voor een commentaar op deze uitspraak.
Gewoon bezoek vindt plaats in de bezoekzaal. De bezoekers en gedetineerden zijn door een plastic scheidingswand van elkaar gescheiden (de zogeheten ‘slang’, omdat de plastic scheiding door de ruimte heen kronkelt). Er zijn bewaarders aanwezig maar die houden zich over het algemeen niet binnen gehoorsafstand op.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid van bezoek zonder toezicht (BZT). Dat bezoek vindt plaats in een kamer, zonder bewakers. In die kamer staat ook een bed. Bezoek zonder toezicht kan dus gebruikt worden om seks te hebben met de partner. Ook wordt die kamer wel gebruikt om met de partner en de kinderen samen te zijn zonder dat er een bewaker bij zit. Het bezoek kan ook dienen om een rustig gesprek te hebben met een vriend of vriendin of met twee anderen. BZT duurt in beginsel twee uur maar in bijzondere situaties kan de directie langer toestaan.
Dit hangt af van het advies van het Adviescollege Levenslanggestraften en de beslissing van de minister naar aanleiding van dat advies. De eerste 25 jaar wordt geen verlof verleend tenzij incidenteel voor een belangrijke gebeurtenis in de privésfeer zoals de begrafenis van een ouder of kind.
Zie de databank van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, (trefwoorden: ‘levenslange gevangenisstraf’ en ‘verlof’).