Naast gratie bestaat de mogelijkheid dat de kortgedingrechter de levenslanggestrafte vrijlaat, namelijk als sprake is van schending van artikel 3 EVRM en de gratieprocedure geen perspectief biedt. Zie HR 6 november 2020, r.o. 3.5.7.
“Opmerking verdient nog het volgende. Met het hiervoor besproken, in 2017 in werking getreden stelsel van herbeoordeling, wordt beoogd de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in overeenstemming met art. 3 EVRM te laten plaatsvinden. In dit stelsel vindt de (periodieke) herbeoordeling van de straf niet plaats door de rechter, maar worden de beslissingen omtrent het aanbieden van re-integratieactiviteiten en gratieverlening genomen door de minister. De burgerlijke rechter kan daarbij de motivering van negatieve beslissingen omtrent de verlening van gratie beoordelen. Indien wordt geoordeeld dat de opgegeven redenen de beslissing niet kunnen dragen, is het aan de minister – en niet aan de burgerlijke rechter – om opnieuw te beslissen op het gratieverzoek. De motivering van die nieuwe beslissing kan wederom ter beoordeling aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd.
Zoals al is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2017 laat de invoering van het in 2017 in werking getreden stelsel van herbeoordeling onverlet dat indien op enig moment zou komen vast te staan dat een levenslange gevangenisstraf ook onder vigeur van dit nieuwe stelsel in de praktijk nimmer wordt verkort, dat bepaaldelijk een factor van betekenis zal zijn bij de dan te beantwoorden vraag of de oplegging dan wel de (onverkort) verdere tenuitvoerlegging verenigbaar is met art. 3 EVRM. Dat betekent dat de burgerlijke rechter, op een daartoe strekkende vordering, de verdere tenuitvoerlegging van een levenslange gevangenisstraf kan verbieden, indien de (periodieke) herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf – ambtshalve of naar aanleiding van daartoe strekkende gratieverzoeken – niet tot de benodigde bekorting of aanpassing van die straf heeft geleid terwijl de (onverkort) verdere tenuitvoerlegging van de straf in strijd met art. 3 EVRM is”
Er is overigens geen geval bekend waarbij een levenslanggestrafte door de kortgedingrechter in vrijheid is gesteld.