De Nationale ombudsman heeft in 2014 geoordeeld dat de minister geen serieus werk maakt van de uitvoering van de rechtspraak van het EHRM. De minister zou zelfs opzettelijk een vertragingstactiek toepassen om maar geen gratie te hoeven verlenen. Lees hier het rapport van de Nationale ombudsman van 2014. Op 18 december 2019 herhaalde de Nationale ombudsman zijn zorgen over de praktijk van de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf in een brief aan de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming
In een brief van 10 mei 2021 aan de minister voor Rechtsbescherming stelt de Nationale ombudsman vast, op basis van de brief van de minister van 20 januari 2021 aan de Tweede Kamer (over de gratieverlening aan levenslanggestrafte Cevdet Y.), dat diens inzet indruist tegen de rechtspraak van het EHRM:
“Uit uw brief begrijp ik dat u de voordracht tot gratiëring deed omdat u niet het risico wil lopen dat rechters geen levenslange gevangenisstraf meer zullen opleggen. De achtergrond van uw beslissing was er voor te zorgen dat het huidige systeem kan blijven functioneren. Ik trek daaruit de conclusie dat u Y, nabestaanden van de slachtoffers en professioneel betrokkenen jarenlang een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. U schetste het beoordelingskader voor het gratieverzoek en verwees daarbij naar de jurisprudentie van het Europese hof terwijl – naar nu blijkt – dat niet leidend was omdat de uitkomst van de (her)beoordeling van het gratieverzoek telkens tevoren voor u al vaststond. Uw inzet was een gratiering van een levenslanggestrafte te voorkomen en u nam de verantwoordelijkheid voor ondeugdelijke besluiten.”
De Nationale ombudsman dringt er in zijn brief van 10 mei 2021 op aan
(…) om nu zonder verdere omwegen en vertraging werk te maken van een procedure waarin daadwerkelijk en tijdig een “review” plaatsvindt in overeenstemming met materiele en procedurele maatstaven die het EHRM heeft ontwikkeld.”