Het EHRM is van oordeel dat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf niet in strijd is met het EVRM. Als de tenuitvoerlegging echter in strijd is met het verbod van foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM, dan mag de straf ook niet worden opgelegd. Een straf die geen perspectief biedt op invrijheidstelling staat gelijk aan een wrede en onmenselijke straf.