De Grote Kamer van het EHRM (GK) sluit niet uit dat in de toekomst strengere eisen zullen worden gesteld aan de oplegging van een levenslange gevangenisstraf, aldus zijn uitspraak in de gevoegde zaken Khamtokhu en Aksenchik tegen Rusland van 24 januari 2017 (appl.nrs. 60367/08 en 961/11), par. 86.
Het Hof deed deze uitspraak in een zaak die was aangebracht door twee levenslanggestrafte mannen die erover klaagden dat zij worden gediscrimineerd ten opzichte van vrouwen, jongeren en mannen van boven de 65 jaar. In Rusland mag namelijk de levenslange gevangenisstraf aan deze drie categorieën verdachten niet worden opgelegd.
De klagers werden in het ongelijk gesteld, hoewel zij volgens zeven van de tien rechters wel een punt hadden als het ging om seksediscriminatie. Maar als dat oordeel zou worden gevolgd, zou het tegendeel worden bereikt van wat de mannen beoogden. Dan zouden in Rusland niet alleen mannen maar ook vrouwen voor een levenslange gevangenisstraf in aanmerking mogen komen.
Van een verbod op de oplegging van een levenslange gevangenisstraf kan namelijk (nog) geen sprake zijn, aldus het Hof. Daarvoor bestaat internationaal geen draagvlak. Het tegendeel is echter ook niet waar. Er bestaat ook geen “positive support” voor de levenslange gevangenisstraf. Het Hof verwees naar de opsomming van internationale documenten in het arrest Vinter e.a. tegen het VK van 9 juli 2013 (deze bronnen staan in par. 103–118 van het Vinter-arrest). De positieve verplichting tot het aanbieden van behandeling indien dat nodig is om het vooruitzicht op invrijheidstelling daadwerkelijk inhoud te geven (Murray tegen Nederland, par. 124-125), is hier een voorbeeld van, aldus het Hof in de onderhavige zaak.
Het Hof moest kortom in deze Russische zaak schipperen en was zeer verdeeld, zoals uit de stemverhouding blijkt.
Deze uitspraak tegen Rusland volgde een week na de uitspraak in de zaak Hutchinson tegen het VK (17 januari 2017). Het is belangrijk dit vast te stellen, aangezien uit de zaak Hutchinson wel de conclusie wordt getrokken dat het Hof zou zijn teruggekomen op zijn uitspraken in Vinter en Murray. Die conclusie is niet juist. In de zaak Hutchinson nam de GK niets terug van zijn eerdere beslissingen, behalve dat de Britten hun beleid inzake de verkorting van een levenslange gevangenisstraf niet langer beter hoefden op te schrijven. Die eis heeft het Hof laten vallen omdat de Britse regering heeft toegezegd dat de jurisprudentie van het EHRM voor de volle 100 procent zal worden nageleefd.
De zaak Hutchinson moet dan ook worden beschouwd als een hoffelijk gebaar naar de Britse regering en de Britse rechterlijke macht. Als die hun woord geven, dan wordt dit geloofd. Die uitspraak bevat geen inperking van de uitspraken in Vinter en Murray, sterker nog, de positieve verplichtingen die uit artikel 3 EVRM volgen ten aanzien van de oplegging van een levenslange gevangenisstraf zouden volgens dit jongste arrest uitgebreid kunnen worden.
Zie over de zaak Hutchinson ook het nieuwsbericht op deze website.