In een zaak tegen Oekraïne heeft het VN Mensenrechtencomité (United Nations Committee for Human Rights) op 26 juli jl. de EHRM-doctrine inzake levenslang overgenomen. Die doctrine is – zoals bekend – dat elke levenslanggestrafte een perspectief op vrijlating moet hebben, dat zijn detentie in het teken moet staan van rehabilitatie en dat de nationale wetgeving dus in een herbeoordelingsmechanisme moet voorzien waarin de ontwikkeling van de betrokkene kan worden getoetst, en die voldoende helder en duidelijk is geregeld, waardoor juist ook het beginsel van rehabilitatie wordt onderstreept:
7.5 (…) The Committee notes the necessity for clarity and certainty of the existing procedures, which are not only a general requirement of the rule of law, but also underpin the process of rehabilitation.[1] Rehabilitation of prisoners must be understood as emphasizing not their exclusion from the community but their continuing part in it.[2] Therefore prisoners sentenced to life imprisonment, are entitled to know what steps they can take in order to be considered for rehabilitation and release
Oekraïne kent alleen een presidentiële gratieregeling (vgl. EHRM 12 maart 2019, Petukhov/Oekraïne (2)). Deze is in feite gebaseerd op principes van medemenselijkheid en mededogen in plaats van op een afweging van penologische gronden. Een afwijzing van het verzoek hoeft niet te worden gemotiveerd en is bovendien niet onderworpen aan controle door de rechter (7.6).
Het Mensenrechtencomité komt dan ook tot de slotsom dat sprake is van schending van het verbod van onmenselijke en vernederende behandeling zoals opgenomen in art. 7 International Convenant on Civil and Political Rights (ICCPR, of BUPO-Verdrag).
Tot nog toe heeft het Mensenrechtencomité zich alleen uitgesproken over een onverkortbare levenslange gevangenisstraf waar het minderjarigen betrof. Het Comité zet met het onderhavig oordeel dus een belangrijke stap. Te meer daar – anders dan bij het Europese Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) – onder de jurisdictie van het Comité ook landen vallen die de doodstraf kennen. Anders dan onder het EVRM is deze straf immers niet in alle aangesloten landen verboden. Dit gegeven is reden voor twee leden van het Comité om niet (helemaal) mee te gaan met de meerderheid. De redenering luidt dan: ‘als het meerdere mag, waarom dan het mindere niet?’.
Hier vindt u de link naar de opvattingen (de ‘views’) van het Comité.
W.F. van Hattum, 6 september 2022
[1] ECtHR, Judgment of 12 March 2019 in Petukhov v. Ukraine (No. 2), (application No. 41216/13), para. 168.
[2] Rule 88 of the UN Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (the Nelson Mandela Rules).