Naar aanleiding van een klacht van een levenslanggestrafte heeft de Nationale ombudsman uiteengezet hoe het openbaar ministerie zijn advies, over een gratieverzoek als dit, behoort in te kleden. In casu acht de nationale ombudsman zowel het vereiste van een behoorlijke motivering als het vereiste van respect voor de grondrechten van deze veroordeelde geschonden.
Het rapport, nr 2019/063 is op 18 december 2019 uitgebracht.
De Ombudsman stelt voorop dat het advies van het OM in deze casus deel uitmaakt van de door het EHRM vereiste reviewprocedure. De vereisten van behoorlijkheid, met name het vereiste van een goede (kenbare, deugdelijke, volledige, draagkrachtige) motivering en van het respect voor de grondrechten, vereisen dat het OM een deugdelijk advies uitbrengt over de vraag of “bij de veroordeelde sprake is van dermate significante veranderingen en een zodanige vooruitgang in de richting van zijn reclassering gedurende de detentie, dat voortduring daarvan niet langer kan worden gerechtvaardigd door strafdoelen”. Het OM moet daarom in zijn advies
- inzichtelijk maken hoe het aan de criteria uit EHRM-jurisprudentie toetst en wat het toekomstperspectief voor de veroordeelde is, en
- mag niet volstaan met een reactie op datgene wat een levenslanggestrafte in zijn gratieverzoek naar voren brengt.
Van het OM wordt kortom een proactieve houding verwacht.
De Nationale ombudsman constateert in deze zaak zowel schending van het vereiste van respect voor de grondrechten als van het motiveringsvereiste. Ook de klacht over de manier waarop de klacht ingediend bij het OM door het OM was behandeld, acht de nationale ombudsman gegrond wegens schending van het motiveringsvereiste.
Naar aanleiding van dit rapport uitte de Nationale ombudsman bovendien zijn zorgen aan de minister voor Rechtsbescherming en de minister van Justitie en Veiligheid over de procedure van herbeoordeling. Zie hier de brief van van de Ombudsman.
W.F. van Hattum, 22 december 2019