In maart 2019 is het eerste verslag van de voorzitter van het Adviescollege Levenslanggestraften verschenen (zie art. 12 Besluit Adviescollege Levenslanggestraften).
Gerapporteerd wordt onder meer dat over twee levenslanggestraften inmiddels advies is uitgebracht en dat een advies over een derde levenslanggestrafte in aantocht is. In de eerste zaak worden nu met tussenpozen van vier maanden vervolgadviezen aan de minister gegeven. In de tweede zaak zal het vervolgadvies na zes maanden verschijnen. In de eerste zaak is positief geadviseerd over verlofverlening, in de tweede is ook positief geadviseerd, maar nog niet tot verlof.
Zoals inmiddels uit de rechtspraak van de RSJ bekend was (zie daarover het bericht op deze site), volgde de minister de adviezen ten aanzien van het verlof aan de eerste persoon niet op. Over het advies in de tweede zaak vertelt het verslag dat de minister het advies op de belangrijkste punten niet heeft gevolgd.
Veelzeggend is dan ook de opmerking van de voorzitter: “Na kennisname van de besluiten van de minister heeft het ACL met enige zorg vastgesteld dat het Besluit ACL blijkbaar voor meerdere uitleg vatbaar is.”
Uit het verslag blijkt voorts dat het Adviescollege zich onder meer op zijn taak heeft voorbereid door werkbezoeken af te leggen aan diverse organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de straftenuitvoerlegging en de forensische behandeling en door een studiereis te maken naar Noorwegen om daar over het gevangenissysteem te worden voorgelicht, met name over de Noorse ‘forvaring’, een vorm van detentie van onbepaalde duur op basis van delictgevaarlijkheid. Zie hierover het verslag. Het Adviescollege gaf daarnaast voorlichting over zijn werkwijze aan diverse organisaties.
Uit het rapport kan worden geconcludeerd dat het Adviescollege zijn taak serieus, grondig en — zoals het zichzelf presenteert — onafhankelijk oppakt. Wanneer de adviezen van het College echter blijvend in de wind worden geslagen, komt de vraag op hoe lang het College dit werk wil voortzetten. Vanzelfsprekend staat hierover niets in dit verslag.
W.F. van Hattum, 7 maart 2019