Het Gerechtshof Leeuwarden heeft vandaag de broers die in Exloo een echtpaar, en in Dwingeloo een wandelaar, opzettelijk van het leven hebben beroofd elk een levenslange gevangenisstraf opgelegd.
Door de verdediging was aangevoerd dat de levenslange straf nog steeds in strijd is met het verbod van inhumane behandeling (artikel 3 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens), ondanks dat vorig jaar een nieuw herbeoordelingsmechanisme is ingevoerd (dit herbeoordelingsmechanisme bestaat uit het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften en de wijziging van twee andere regelingen, zie hierover de Nieuwsberichten op deze site).
Het hof verwierp echter dit verweer met een verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2017. De Hoge Raad oordeelde in dat arrest dat de tenuitvoerlegging sinds de invoering van het herbeoordelingsmechanisme weer voldoet aan de eisen van humaniteit die het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens stelt. Een beroep op schending van dat Verdrag is daarom nu niet aan de orde, aldus de Hoge Raad en zo oordeelt nu ook het hof.
Echter, als op enig moment zou komen vast te staan dat een levenslange gevangenisstraf ook onder het nieuwe stelsel ‘nooit wordt verkort’ dan kan de vraag nog eens worden gesteld. Dan zal dat gegeven ‘bepaaldelijk een factor van betekenis zijn’, aldus de Hoge Raad en nu ook het hof, ‘bij de beantoording van de vraag of de oplegging dan wel de verdere tenuitvoerlegging verenigbaar is met artikel 3 EVRM’.
Maar op welk moment staat vast dat de straf ‘nooit’ wordt verkort? En hoe groot is de ‘betekenis’ daarvan op zeker moment voor deze veroordeelden? Voordat een schending wordt vastgesteld, zijn er opnieuw jaren voorbij.
De Hoge Raad stelt blijkens zijn arrest veel vertrouwen in de bijsturende rol van de penitentiaire en de civiele rechter tijdens de tenuitvoerlegging, maar het is aan de veroordeelden zelf om die rechters in hun zaak te betrekken. Zij moeten de informatie verschaffen die nodig is voor een oordeel over de feitelijke verkortbaarheid van de straf. Aan de veroordeelden en hun advocaten is het dus nu om hierover uitspraken aan deze rechters te ontlokken.
W.F van Hattum, 15 maart 2018