Op 19 januari 2021 deed het Hof Den Haag uitspraak in het geschil tussen Y. en de Staat over de derde weigering van de minister om aan Y. gratie te verlenen. Het Hof tikt daarbij de Staat genadeloos op de vingers. Zodanig dat vandaag gratie is verleend. Hier staat de link naar het arrest.
Geschil
Y. ondergaat sinds 1983 een levenslange gevangenisstraf. In 2001 werd hij ter resocialisatie geplaatst in een TBS-kliniek. Sindsdien werd hij behandeld alsof hij een terbeschikkinggestelde was (maar bleef juridisch gezien een levenslanggestrafte). Y. kreeg door zijn verblijf in de kliniek, en zijn gunstige ontwikkeling, recht op verlof.
De minister heeft sinds 2007 een stokje trachten te steken voor de uitbreiding van dit verlof, maar het gekozen pad was volgens de rechter onomkeerbaar, zolang Y. geen gekke dingen deed. Y. deed geen gekke dingen, integendeel hij resocialiseerde voorspoedig. Zo voorspoedig dat hem in 2016 transmuraal verlof is toegekend. Dit betekent dat Y. sinds 2016 buiten de kliniek woont en werkt.
De minister wilde hem echter geen gratie verlenen. Dat kon niet – ook niet na 36 jaar – vanwege het belang van de nabestaanden en de onrust die een gratieverlening te weeg zou brengen in de samenleving.
Na het positieve advies van de strafrechter in 2018 beriep de minister zich er daarom op dat er nog steeds sprake zou kunnen zijn van een beetje recidivegevaar en dat de ernst van het delict (schietpartij in het Koetsiertje met als gevolg zes doden en vier zwaargewonden) aan gratieverlening in de weg stond.
Na twee bevelen van de rechter om de beslissing te herzien, bleef de minister zijn argumenten herhalen. Na nog een derde bevel beriep de minister zich erop dat de straf weliswaar geen enkele doel meer diende, maar dat hij niet verplicht was om gratie te verlenen. In de wet staat immers dat de minister gratie kan verlenen en niet, dat hij dat moet. Deze uitleg van de Gratiewet heeft het Hof Den Haag gisteren kort en krachtig van de hand gewezen.
Het hof is verder van oordeel dat de minister geen bijzondere redenen heeft aangevoerd om gratie te weigeren; dat hij alleen maar een ander, eigen, oordeel heeft over de begrippen ‘gevaar’ en ‘vergelding’ en dat dat geen geldige reden is om van het ‘zeer zwaar wegende’ advies van de rechter af te wijken.
Omdat de minister de procedure bij het hof verloor moest hij alsnog het bevel van de voorzieningenrechter uitvoeren en dat was: binnen vier weken na 30 december 2020 een nieuwe beslissing nemen. Dat heeft de minister vandaag gedaan.
Gratie verleend
Vandaag 20 januari 2021, de dag na het arrest van het hof, is op voordracht van de (demissionair) minister bij Koninklijk Besluit aan Y. gratie verleend. Aan de beslissing is de voorwaarde verbonden dat Y. in de komende twee jaar niet zal recidiveren. Twee jaar is de maximale termijn.
Hier vindt u de begeleidende brief aan de Tweede Kamer.
In deze brief staat onder meer
“Ik begrijp heel goed dat deze uitspraak van de rechter en het besluit om aan betrokkene gratie te verlenen veel impact heeft op de nabestaanden en de samenleving. Mede gelet daarop heb ik een veelvoud van juridische procedures gevoerd met als inzet het niet verlenen van gratie.”
De brief bewijst dat het doel van de tenuitvoerlegging nimmer is geweest om perspectief te bieden, zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens gebiedt, maar alleen om de gratie te weigeren.
De tekst staat in schril contrast tot de woorden van de minister bij gratieverlening in de vorige eeuw, toen hij zijn ambtenaren en de behandelaars bedankte voor hun enorme inzet om de betrokkene veilig weer te laten terugkeren in de samenleving. Een dergelijk compliment in de richting van de Van der Hoevenkliniek, waar betrokkene jarenlang en met succes is behandeld en begeleid, zou niet hebben misstaan.
Ten slotte
Ten slotte mag hulde worden uitgesproken voor de grote vasthoudendheid van de advocaten van Y. : mrs. L. van den Puttelaar en R. Wybenga
W.F. van Hattum, 20 januari 2021