Het arrest
Vandaag heeft het hof Den Haag een streep gehaald door het perspectief van levenslanggestrafte C. Dit perspectief was ontstaan doordat het gerecht dat C. destijds heeft veroordeeld aan de Koning had geadviseerd om C. gratie te verlenen. Dat gerecht was het strafhof Den Haag.
Gewicht en rol van het gratieadvies van de strafrechter
Het advies van de strafrechter in de gratieprocedure is ‘van zeer groot gewicht’ en ‘in beginsel leidend’. Daarom mag de minister alleen in geval van een ‘bijzondere omstandigheid’ van dit advies afwijken (Hoge Raad 6 november 2020).
Bijzondere omstandigheid?
De minister voerde een aantal bijzondere omstandigheden aan, waaronder het feit dat C. door de minister ongewenst vreemdeling is verklaard en er nog onderzoek moest worden verricht in Hongkong, waar C. heen zou vertrekken (of waarheen hij zou worden uitgezet als het aan het OM lag). De Staat moest namelijk nog onderzoeken of er in Hongkong nabestaanden wonen die moeten worden ingelicht. Ook zou de vergelding nog met de voortzetting van de tenuitvoerlegging moeten worden gediend en zou er nog een betere risicoanalyse moeten plaatsvinden.
De kort gedingrechter achtte de beslissing van de minister, gelet op het advies van de strafrechter, onvoldoende gemotiveerd en droeg de Staat op binnen twee maanden een nieuwe beslissing te (doen) nemen. De Staat ging tegen dit vonnis in beroep.
De overweging van het hof
Het hof is van oordeel dat de minister mocht afwijken van het positieve advies van de strafrechter, niet vanwege de vergelding of het recidiverisico, maar omdat het vertrek naar Hongkong nog onvoldoende was voorbereid. Dat onderzoek is weliswaar inmiddels afgerond, maar op de dag van de afwijzende gratiebeslissing, 7 juli 2020, liep het onderzoek nog, aldus de Staat. En dat moment moet het hof voor zijn beoordeling tot uitgangspunt nemen.
Het hof overweegt (4.11):
“De vraag is of de Minister in redelijkheid kon oordelen dat de terugkeer naar Hongkong op 7 juli 2020 nog (steeds) niet goed was voorbereid en in redelijkheid kon besluiten dat nog een (laatste) poging moest worden ondernomen om de nabestaanden te lokaliseren en contact met hen te leggen. De beslissing kan deze terughoudende toets – net – doorstaan.” (‘net’ op zijn Nederlands en niet op zijn Fries, wvh)
De minister hoeft zijn beslissing dus niet te herroepen en C. moet opnieuw een gratieverzoek indienen en de gehele gratieprocedure opnieuw doorlopen, zonder enige zekerheid omtrent de uitkomst.
Commentaar
Uit de tenuitvoerleggingsgeschiedenis van de straf van C. blijkt dat de Staat door de jaren heen niet veel heeft gedaan om de terugkeer van C. voor te bereiden. In het arrest van het hof staat hieromtrent:
– dat de Staat buiten de schuld van C. gedurende 26 jaar in het geheel geen activiteiten heeft ontplooid ten behoeve van zijn resocialisatie (1.3);
– dat de Staat na 30 jaar de resocialisatieactiviteiten buiten de schuld van C. zodanig heeft tegengehouden, dat de rechter de ontwikkeling van C. niet kan beoordelen (1.4);
– dat ook na 31 jaar de Staat nog steeds geen actuele informatie doorgeeft aan de rechter (1.10);
– dat naar het oordeel van de strafrechter ‘door toedoen van de Staat en gelet op de opstelling van het Openbaar Ministerie’ C. vanwege zijn status als ongewenst vreemdeling zich in een uitzichtloze, en daardoor ‘inhumane’, situatie bevindt (1.12);
– de Staat nog op 7 juli 2020 met het onderzoek in Hongkong bezig zou zijn geweest en dit onderzoek ter zitting van 3 november 2020 was afgerond (4.11);
Het is de vraag of men onder deze omstandigheden wel kan spreken van een ‘bijzondere omstandigheid’. Het komt mij voor dat het gevolg van eigen nalatigheid niet als zodanig kan worden geduid. In feite beloont het hof zo het stilzitten van de Staat. Bovendien verliest het hof uit het oog dat gratieverlening en vertrek naar Hongkong niet perse op hetzelfde moment hoeven plaats te vinden.
De Hoge Raad overwoog in zijn arrest van 6 november jl. dat het hof in een situatie als deze moet beoordelen (r.o. 3.6.2):
‘of de redenen die zijn opgegeven voor het niet-verlenen van gratie en voor het afwijken van het advies van het gerecht dat de straf heeft opgelegd, de negatieve beslissing omtrent gratieverlening niet kunnen dragen’.
Daarvan lijkt hier – het zij met alle eerbied gezegd – anders dan het hof van oordeel is, sprake te zijn: de opgegeven reden kan de beslissing niet dragen omdat zij het gevolg is van niet-handelen van de Staat waar hij door de rechter al sedert 2013 tot dat handelen werd aangemoedigd.
W.F. van Hattum, 17 november 2020