Vandaag, 6 november, heeft de HR de rechter de ruimte gegeven om de gratiebeslissing van de minister bij te sturen als deze een ondeugdelijk gemotiveerde gratiebeslissing heeft genomen. Zie hier de link naar het arrest.
Bevel herroeping beslissing met inachtneming van het vonnis
De civiele rechter mag wanneer de minister een ondeugdelijk gemotiveerde beslissing heeft genomen de Staat opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van het vonnis van de rechter.
De minister moet zijn beslissing in een dergelijke geval herzien en de overwegingen van de rechter ter harte nemen.
Het is dus afgelopen met de diverse sluiproutes van de minister (‘ik weeg de belangen anders’, of: ‘er staat in de wet dat gratie kan worden verleend en niet dat het moet’); zie het arrest onder 4.3.
Nieuwe bijzondere omstandigheden?
De Hoge Raad besliste nog een ander geschilpunt:
Vaste rechtspraak is dat de minister van het advies van de rechter in de gratieprocedure alleen mag afwijken in geval van bijzondere omstandigheden. Aan het advies van het gerecht dat de straf of maatregel heeft opgelegd, komt namelijk een ‘zeer groot gewicht’ toe, in die zin dat dit advies in beginsel leidend is bij het nemen van de beslissing omtrent gratieverlening ‘en dat alleen op grond van bijzondere omstandigheden daarvan wordt afgeweken. Dat geldt in het bijzonder indien de afwijking van het advies in voor de veroordeelde ongunstige zin plaatsvindt’.
Het Hof Den Haag had hieraan de eis toegevoegd dat de bijzondere omstandigheden nieuw moesten zijn. Die eis gaat volgens de Hoge Raad echter te ver.
Het advies van de rechter is leidend en daarom moeten er gegronde redenen zijn om van het advies af te wijken, zeker als dat advies positief is. De omstandigheden om van het advies af te wijken hoeven echter niet nieuw te zijn.
Verbod verdere tenuitvoerlegging levenslange gevangenisstraf
De Hoge Raad voegde ongevraagd en onverwacht nog een extra overweging aan zijn uitspraak toe. Hij geeft de rechter onder omstandigheden de ruimte de verdere tenuitvoerlegging van de straf te verbieden. Dat mag hij doen als ‘de (periodieke) herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf – ambtshalve of naar aanleiding van daartoe strekkende gratieverzoeken – niet tot de benodigde bekorting of aanpassing van die straf heeft geleid terwijl de (onverkort) verdere tenuitvoerlegging van de straf in strijd met art. 3 EVRM is’. Zie het arrest onder 3.5.7.
Conclusie
Dit arrest perkt de macht van de minister aanzienlijk in en herstelt daarmee enigszins de verhoudingen tussen rechter en minister in de gratieprocedure.
W. F. van Hattum 6 november 2020
Het arrest is gepubliceerd in NJ 2021/43, met noot N. Jörg