Op 30 juni 2015 bracht de Inspectie van Veiligheid en Justitie rapport uit naar aanleiding van haar onderzoek naar de verlofpraktijk in de Van der Hoevenkliniek. De directe aanleiding voor het onderzoek was de invulling van het onbegeleid verlof van Y., een levenslanggestrafte die sedert 2001 in de kliniek verblijft op basis van tussen de kliniek, het departement en Y. gemaakte afspraken. Het onbegeleid verlof was verleend na tussenkomst van de Voorzieningenrechter Den Haag (vonnis van 10 juli 2014, RBDHA:2014:8409). Het vonnis bouwde daarmee voort op het advies van het Gerechtshof Den Haag in de gratieprocedure van Y. en op de zogenaamde Vinter-rechtspraak. De kliniek heeft vervolgens het onbegeleid verlof langzaam uitgebreid met steeds meer overnachtingen, zonder dat voor de overnachtingen een expliciete machtiging was gegeven.
De Inspectie komt tot de conclusie dat de kliniek in een moeilijk parket was komen te verkeren door de weigeringen van de Staatssecretaris om de ‘voor een geslaagd resocialisatietraject noodzakelijke machtiging’ af te geven. Behalve een advies aan de kliniek om voldoende tegenspraak te regelen, ook in dit soort complexe zaken, en aan DJI om voortaan ook het aantal overnachtingen expliciet in de verlofmachtiging te vermelden, wordt aan de Staatssecretaris aanbevolen om de in het rapport aangehaalde rechterlijke uitspraken, met inbegrip van die van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (in het bijzonder het Vinter-arrest) ten aanzien van de levenslange gevangenisstraf, bij zijn verdere besluitvorming in deze zaak te betrekken en om daarbij ook de gemaakte afspraken uit 2001, te betrekken, in het bijzonder ‘dat de kliniek geen bewaarfunctie heeft’.
Het rapport is te vinden op de website van de Inspectie (onder actueel, of klik hier).