Samenvatting van dit bericht
Op het derde lustrum-symposium van het Forum Levenslang, op 31 maart 2023 in Amersfoort, riep de Minister voor Rechtsbescherming, Weerwind, de aanwezigen op te reageren op zijn voorstel de beslissing omtrent in vrijheidstelling van levenslanggestraften in handen te leggen van de rechter.
In reactie hierop stuurde het Forum Levenslang op 30 mei 2023 als eerste zijn aanbevelingen naar de minister, in juni volgden de adviezen van de RSJ en het ACL. In juli zette het CRvdM (College voor de Rechten van de Mens) op zijn site zijn visie uiteen. Het CPT (het Comité ter voorkoming van marteling en inhumane en wrede behandeling van de Raad van Europa) had al in oktober 2022 een kort advies uitgebracht, na zijn inspectiebezoek aan Nederland.
De adviezen wijzen allemaal in dezelfde richting, namelijk om de beslissing tot invrijheidstelling weg te halen bij de minister en in handen te leggen van de rechter, om zo deze maatschappelijk gevoelige beslissing uit de poltieke invloedsfeer te halen.
ACL, RSJ en CPT benadrukken bovendien dat de voorbereiding op eventuele terugkeer in de samenleving eerder ter hand moet worden genomen en dat in de resocialisatiefase een groter pakket activiteiten moet kunnen worden aangeboden. De RSJ en het ACL hameren daarbij op het belang van (veel) meer maatwerk en een duidelijk en concreet D&R-plan.
ACL en RSJ adviseren voorts niet alleen de beslissing omtrent invrijheidstelling maar ook de beslissing omtrent toelating tot de re-integratiefase bij de rechter onder te brengen. De rechter zou met inachtneming van het advies van het ACL omtrent die re-integratieactiviteiten een raambeslissing kunnen nemen. Alleen de feitelijke tenuitvoerlegging van de toelating tot de re-integratiefase zou bij de minister moeten blijven. De adviezen van het ACL en de RSJ zijn op dit punt in lijn met de voorstellen van het FL.
Het toetsingscriterium ‘impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding’ achten RSJ en ACL net als het FL een onwerkbaar, want niet objectiveerbaar, criterium. Het ACL wil het vervangen door ‘de nog steeds geschokte rechtsorde’ en de RSJ stelt voor het criterium in tweeën te knippen (‘vergelding’ en ‘de belangen van slachtoffers en nabestaanden’). Het FL wil het criterium geheel schrappen en vervangen door de criteria die nu gelden voor VI, zoals neergelegd in artikel 6:2:10 Sv (gedrag tijdens detentie, veiligheid, en belangen slachtoffers, nabestaanden en eventuele anderen, waaronder de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de schade te vergoeden). Overigens heeft de minister op 27 juni 2023 al aan de Kamer laten weten het ‘niet raadzaam’ te achten op de huidige voet verder gaan met het criterium omdat het ook voor de nabestaanden en slachtoffers zelf onduidelijkheid oplevert. Hierbij wil de minister ook kijken of er mogelijkheden zijn om de belangen van slachtoffers en nabestaanden ‘meer te objectiveren, en het meewegen daarvan niet alleen afhankelijk te maken van de toelichting die zij geven’.
Nadere bijzonderheden uit het advies ACL
In zijn advies van 29 juni 2023 benadrukt het ACL allereerst het belang van een individuele benadering. Het college ziet de belemmeringen en beperkingen in de huidige wetgeving als sta-in-de-weg. Ook het ontbreken van een duidelijke omschrijving van resocialisatie- en re-integratieactiviteiten wordt node gemist. Het college doet de suggestie een aparte unit op te richten voor levenslanggestraften die in de laatste fase van hun adviestraject, of in hun re-integratiefase zitten, waar personeel aanwezig is met specifieke kennis omtrent rehabilitatie. Het ACL wijst hierbij nog eens op de bijdrage van P. Braun tijdens het symposium van 31 maart en stelt dat uitgangspunt voor bejegening zou moeten zijn de autonomie van de levenslanggestrafte. Dit past bij de zes basisbeginselen van tenuitvoerlegging zoals neergelegd in de Aanbeveling van de Raad van Europa van 2003.
Het ACL ziet in het scenario waarin de rechter met beide beslissingen wordt belast voor zichzelf dezelfde rol als die het nu heeft: adviseren over toelating tot de re-integratiefase. Het advies kan in dat geval worden gestuurd naar het OM. Het horen van nabestaanden en slachtoffers kan naar het oordeel van het ACL aan de rechter worden toevertrouwd met de bevoegdheid voor het ACL hen te horen als dit nodig is voor de advisering.
Het ACL vraagt voorts uitdrukkelijk aandacht voor levenslanggestraften zonder verblijfsvergunning. Dat er bij de aanvang van het adviestraject nog onduidelijkheid kan bestaan over de verblijfsstatus van de levenslanggetrafte is het ACL namelijk een doorn in het oog.
Ten slotte plaatst het ACL nog een drietal belangrijke kanttekeningen.
- Het ACL vraagt zich af of de door de minister gekozen termijnen wel passen binnen de lijnen die het EHRM heeft getrokken;
- Het merkt voorts op dat de afstemming op de wet Straffen en Beschermen en de daarin neergelegde termijnen niet zonder meer doorslaggevend is, nu er vanuit de praktijk op die wet de nodige kritiek bestaat.
- Het ACL waarschuwt dat de voorgenomen wijzigingen de rechtspositie van degenen die nu in het adviestraject zitten niet zou mogen verslechteren.
NB Hieraan voegt het FL toe dat een overgangsregeling van even groot belang is voor degenen die nog niet in het adviestraject zitten maar bij wie onder het vroegere beleid wel verwachtingen zijn gewekt.
Nadere bijzonderheden uit het advies RSJ
Het RSJ-rapport van 23 juni 2023 bevat in grote lijnen dezelfde overwegingen. Ook de RSJ wijst op de onduidelijkheid over de status van resocialisatie en re-integratie. Het onderscheid zou naar het oordeel van de RSJ uitsluitend moeten liggen bij de mogelijkheid van re-integratieverlof. Anders dan het FL en het ACL stelt de RSJ voor dat de rechter het advies van het ACL slechts kan toewijzen of afwijzen. Dit beperkt echter naar het oordeel van het FL te zeer de beslissingsbevoegdheid van de rechter.
De RSJ laat zich anders dan het ACL wel uit over de termijn voor re-integratie, dus de periode met verlof, en acht hiervoor 4 jaar het minimum. Het FL stelde voor de toelating tot de re-integratiefase-toets bij 24 jaar te leggen, het eerste moment waarop ook langgestraften met een straf van 30 jaar in aanmerking voor verlof kunnen komen; in dat geval resteren ook 4 jaar voor re-integratie (bij welslagen van het traject).
Anders dan het ACL (dat twee extra onderzoeken bepleit tussen de Murray-toets en de re-integratie-toets) bepleit de RSJ een vijfjaarlijkse toetsing van de ontwikkeling van de veroordeelde, door onafhankelijke deskundigen. Dit voorstel correspondeert met de Volgprocedure van het FL, zij het dat naar het idee van het FL de voor die toets benodigde vragenlijsten ook in de inrichting zouden kunnen worden afgenomen, wat veel capaciteit en tijd scheelt (en waarmee dus ook direct kan worden begonnen). De RSJ wijst voorts op het nut te investeren in voor levenslanggestraften geschiktere locaties en speciaal opgeleid personeel.
Nadere bijzonderheden uit het Rapport CPT
Het rapport van het CPT, n.a.v. het bezoek aan het Koninkrijk van 10-25 mei 2022, en de reactie van de Nederlandse regering werden op 23 mei 2023 gepubliceerd.
Over het nieuwe beleidskader voor de tenuitvoerlegging van levenslange gevangenisstraffen, merkt het CPT op “dat de geleidelijke herbeoordeling van personen die tot levenslange gevangenisstraf zijn veroordeeld nog steeds plaatsvindt in het kader van een gratieprocedure, die is gebaseerd op de discretionaire bevoegdheid van de minister. Het CPT beveelt daarom aan dat er een rechterlijk toetsingsmechanisme wordt ontwikkeld voor personen die tot levenslange gevangenisstraf zijn veroordeeld. Verder zouden personen met levenslange gevangenisstraf vanaf het begin van hun detentie moeten kunnen profiteren van individuele strafplanningsdoelstellingen en zou hun een reële en effectieve mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidstelling in de gemeenschap moeten worden geboden.”
De Nederlandse regering heeft hierop geantwoord dat de minister in 2022 met een alternatief plan is gekomen en dat momenteel wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om te voorzien in een regeling voor voorwaardelijke vrijlating, specifiek voor levenslange gevangenisstraffen, op grond waarvan de rechter de beslissing zal nemen en dat die regeling in de plaats komt van het huidige systeem van herbeoordeling door gratie. De rechter beoordeelt in deze procedure, aldus de regering, conform de rechtspraak van het EHRM de vraag:
“whether changes in the life of the convicted person and progress in his or her resocialisation are sufficiently significant that continuation of the sentence is not justified because it can no longer be seen as reasonably serving a legitimate punitive purpose (such as retribution)”
Indien er nog steeds een legitiem strafrechtelijk doel bestaat, aldus de Nederlandse regering, kan de rechter degene niet in vrijheid stellen. In dat geval kan een nieuwe beoordeling plaatsvinden ‘after some time has elapsed’.
Voorts brengt de regering naar voren dat de levenslanggestrafte zich moet kunnen voorbereiden op deze herbeoordeling en dat dat in de nieuwe wetgeving zal worden opgenomen.
De regering vermeldt ten slotte het evaluatierapport van Erasmus Universiteit Rotterdam van 30 november 2021 met de daarin genoemde kritiek- en verbeterpunten.
De regering schrijft dat deze aanbevelingen zijn besproken met experts uit het rechtssysteem en dat bij brief van 3 februari 2023 de Tweede Kamer is geïnformeerd over de plannen voor het opvolgen van de aanbevelingen. Aangekondigd is dat de re-integratiefase zou worden verlengd met een jaar door het tijdstip waarop de automatische toetsingsprocedure plaatsvindt uit te stellen met één jaar (dat wil zeggen na 28 in plaats van 27 jaar detentie). Dit geeft meer tijd voor een geleidelijke uitbreiding van re-integratieactiviteiten nadat de levenslange gevangenisstraf is opgenomen in de re-integratiefase.
Tot zover het antwoord van de Nederlandse regering.
W.F. van Hattum 12 juli 2023