De Staat heeft appel ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 21 december.
Het betreft de afhandeling van een gratieverzoek van een levenslanggestrafte. Het vonnis van 21 december draagt de Staat op binnen twee maanden na de uitspraak een voordracht te doen aan de Kroon met betrekking tot de toe- of afwijzing van het verzoek. De gratieprocedure duurde op dat moment al 20 maanden. Deze termijn wilde de Minister verlengen met een extra onderzoek, een onderzoek waarvan hij eerder had laten weten af te zullen zien. Het gerecht dat de Koning adviseert (het gerecht dat de straf destijds heeft opgelegd) heeft unaniem geadviseerd tot inwilliging van het gratieverzoek.
Het vonnis van 21 december is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en heft dus de aan de Staat opgelegde verplichting niet op. Zie hier het nieuwsbericht over het vonnis van 21 december.
W.F. van Hattum, 16 januari 2019