Op 26 april 2021 heeft de demissionair Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker gratie verleend aan C., die sedert oktober 1987 een levenslange gevangenisstraf onderging wegens het medeplegen van moord op een Chinees gezin.
C. heeft tijdens de eerste jaren van zijn detentie in de veronderstelling verkeerd dat de straf maximaal twintig jaar zou duren. Dat was op basis van de bij de oplegging van de straf geldende regel dat in beginsel binnen die tijd gratie zou worden verleend als de veroordeelde geen gevaar meer voor de samenleving vormde.
Toen duidelijk werd dat het tij was gekeerd en de straf met terugwerkende kracht werd verzwaard, heeft C. procedures gevoerd tegen de Staat om hem perspectief op invrijheidstelling te geven. Dit was de overheid bovendien verplicht op basis van het EVRM.
In totaal heeft C. 25 procedures tegen de Staat gevoerd. Op die manier heeft hij bij de rechter verlof afgedwongen, eerst begeleid en vervolgens onbegeleid. Op grond van de goed verlopen verloven heeft het gerecht dat hem destijds heeft veroordeeld de minister geadviseerd onvoorwaardelijke gratie te verlenen. Het OM sloot zich daar een jaar later bij aan.
C. was echter ook ‘ongewenst’ verklaard. Om die reden heeft de minister besloten aan de gratieverlening de opschortende voorwaarde van ‘geslaagd vertrek’ uit Nederland te verbinden.
Een dergelijke gratieverlening – onder opschortende voorwaarde – werd in de 19e eeuw wel toegepast op illegale vreemdelingen, met name Chinezen, die hier een tijdelijke gevangenisstraf ondergingen. Deze vorm van gratieverlening is dus niet nieuw. Het is te verwachten dat deze vorm van gratie verlenen in de toekomst vaker zal worden benut, zeker waar het levenslanggestraften betreft.
De minister heeft op 10 mei 2021 per brief de Kamer over zijn besluit ingelicht.
W.F. van Hattum, 10 mei 2021